Zwedens grootste verhalenverteller, zo wordt Torgny Lindgren (geen familie van) wel genoemd. Hij is inmiddels 78 jaar en publiceert al vier decennia romans. Zijn vroege werk gaat veelal over sociale structuren die uit balans raken. De roman Het licht (1987) bijvoorbeeld is een klein meesterwerk over een dorp waar de pest toeslaat, waarna de ware aard van de inwoners naar boven komt. In latere jaren maakt Lindgren zijn thema’s steeds kleiner, hij trekt zich terug in de afgelegen gebieden van Zweden waar hij individuen portretteert die de aansluiting met de buitenwereld kwijt zijn. Hierbij komt er meer ruimte voor onderkoelde humor. Wat al die jaren hetzelfde blijft is het glasheldere, nuchter proza van de Zweedse succesauteur.
What’s in a name?
Het nieuwste boek van Lindgren draagt oorspronkelijk de titel Klingsor, naar de naam van de hoofdpersoon. Maar daarmee is direct wat merkwaardigs aan de hand. Ten eerste is deze familienaam, die met zoveel trots gedragen wordt, in feite aangenomen of zelfs gestolen. De clan van de Klingsors uit Västerbotten heette eigenlijk doodgewoon Nilsson. Een voorvader kwam de naam Klingsor tegen op een grafsteen toen hij als voetknecht in de strijd tegen Napoleon door Europa trok. Hij besloot dat hij lang genoeg een naam zonder glans of trots had gedragen: ‘Ik zou graag een naam hebben die ik en mijn nakomelingen met waardigheid kunnen dragen, zei de aanstaande Klingsor. Een naam om na te laten. Een naam die de naamloosheid trotseert en overwint. Die het persoonlijke kracht bijzet.’
Maar er speelt nog iets anders. In het begin van het verhaal geeft de naam Klingsor de hoofdpersoon een zekere anonimiteit. Hij lijkt een onbeduidende figuur binnen zijn geslacht (dat in zichzelf reeds onbeduidend is). Lindgren komt met een korte levensbeschrijving van de overgrootvader op de proppen, en vervolgt: ‘Hij was dus de oude Klingsor, na hem kwam de jonge Klingsor, daarna Klingsor zelf en ten slotte Klingsor, de kunstschilder’. Het is die kunstschilder, de vierde in lijn, over wie het boek gaat. Zo’n zin tekent de toon van Torgny Lindgren, die droog is en fijn-ironisch. Maar het raakt ook meteen aan de belangrijkste thema’s van de roman. Wie is Klingsor? Die vraag wordt op verschillende manieren opgeworpen, van het naamspel dat wordt gespeeld tot de onderliggende zoektocht naar identiteit, zowel op het gebied van het zelfbeeld van de hoofdpersoon als ten aanzien van de perceptie van de buitenwereld.
Kunstenaar of dilettant
Klingsor treedt in het begin van het boek eerst uit de schaduw van zijn voorgeslacht. Hij krijgt een soort openbaring over de bezieldheid van materie en zet zich er vanaf dat moment toe om kunstschilder te worden. Meer specifiek schilder van stillevens. Met dat doel volgt hij schriftelijke cursussen tekenen en schilderen. Al snel raakt Klingsor overtuigd van zijn kunstenaarschap. Gedurende zijn verdere leven blijft hij dezelfde doeken keer op keer overschilderen met steeds exact dezelfde taferelen. Het illustreert de zelfgenoegzaamheid van een mens die zich naar binnen keert, niet verder kijkt dan zijn geërfde naam. Stilstand als levensvervulling. Aan het einde van het boek, wanneer Klingsor de enige overgeblevene is van zijn uitstervende naam, slaat alsnog de twijfel toe. Hij probeert zijn kunst en daarmee zichzelf toch nog te ontwikkelen. Dit brengt hem echter in een identiteitscrisis. De anonieme biografen die de vertellers zijn van het boek (vanuit een opvallend wij-perspectief), blijven als enigen tot het einde toe onwankelbaar geloven in de grootheid van Klingsor, de kunstschilder.
Scherpte en diepte
Het groene glas is vakkundig in elkaar gestoken en de taal van Torgny Lindgren is, zoals gezegd, heel prettig. Vanuit de kneuterigheid van de personages en de droge schrijfstijl ontstaat humor, die te vergelijken is met die van Arto Paasilinna, een generatiegenoot van Lindgren uit Finland (in Nederland vooral bekend van zijn boek De huilende molenaar). De thematiek zit fraai verpakt in het verhaal zelf en in de personages. Toch overtuigt de roman als geheel niet helemaal, omdat het van alles net te weinig is. Het groene glas is minder komisch dan bijvoorbeeld Norrlands Aquavit en is inhoudelijk niet zo interessant als Het licht. Het boek mist werkelijke diepte en scherpte, en dat is voor een roman over een kunstschilder een tikje teleurstellend.