Een vaak geciteerde uitspraak van Albert Einstein is: ‘Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal’. In De vrolijke verrijzenis van Arago, de nieuwste roman van Tomas Lieske, komt Einstein een paar keer voor, maar niet met dit citaat. Toch zou het uitstekend dienst hebben kunnen doen als motto voor Lieske’s verhaal, dat een geweldig pleidooi is voor wat Einstein debiteerde. Bovendien laat Lieske zien dat de verbeelding daadwerkelijk een rol heeft gespeeld in grote ontwikkelingen in de natuurwetenschappen aan het begin van de 20ste eeuw. Er werd (en wordt) alleen een andere term voor gebruikt: gedachte-experiment.
Lieske gaf er al eerder blijk van dat hij houdt van grillige associaties, absurde humor en vermenging van fictie en werkelijkheid. De jury van de Libris Literatuurprijs 2001 had daar (in meerderheid) zoveel waardering voor dat ze diens Franklin bekroonde. Met De vrolijke verrijzenis van Arago zou er wel eens een nieuwe nominatie in kunnen zitten; althans als de jury vatbaar is voor de aanstekelijke vertelstijl van Lieske.
Fiat 519
De Arago uit de titel is niet de Franse natuur- en sterrenkundige François Arago (1786-1853), hoewel Lieske, gezien de thematiek van zijn roman, vermoedelijk wel aan hem heeft gedacht toen hij diens naam leende voor een vos. Dit dier duikt in de roman op bij een aanrijding in 1999. Roel Pacqué en Angélica Bredius, de ouders van de vijftienjarige Joys, verongelukken met hun gehuurde antieke beige-met-zwarte Fiat 519 op een bergweg in de Dolomieten na een botsing met de vos. Joys raakt in coma en wordt opgepikt door twee zonderlinge mannen met een boerenkar die haar afleveren bij een ziekenhuis in Vipiteno (Oostenrijkse naam: Sterzing). In haar coma ‘ziet’ Joys hoe de vos zich uit het wegdek opricht en haar naar het bos leidt. Joys en de vos worden vrienden en het meisje creëert met hem haar eigen wereld die de lezer terugvoert naar de jaren 20 van de vorige eeuw. De vos (die ze inmiddels Arago heeft genoemd) en Joys (die haar geheugen en haar naam kwijt is) komen terecht op een boerderij bij de Oostenrijkse Simone Werner. Zij neemt haar aan als haar kind en noemt haar Lise. Simone is het die ontdekt dat het meisje een Nederlandse oorsprong moet hebben en getweeën gaan ze op zoek naar haar identiteit. Dat brengt hen naar Leiden waar Paul Ehrenfest, familie van Simone, hoogleraar is. Hij is al in het begin van de roman geïntroduceerd in dezelfde beige-met-zwarte Fiat 519, waarin de ouders van Joys verongelukten, waarmee deze auto als het ware een tijdmachine is. In de zoektocht naar de Lise’s identiteit is een foto waarop een intrigerende vrouw staat een belangrijke sleutel.
De Sitter
Simone en Lise trekken de lezer mee in de academische wereld van de vroege 20ste eeuw in Leiden. Allereerst natuurlijk die van Paul Ehrenfest, geboren in 1880, maar ook die van zijn vrienden Einstein, geboren in 1879, Niels Bohr, geboren in 1885 en vooral Willem de Sitter, geboren in 1872, allemaal veertigers dus. Het is een boeiende reconstructie van de natuurwetenschappelijke wereld van die dagen, zoals die door Lieske wordt ingekleurd. Een in historisch opzicht zeer herkenbare werkelijkheid, zoals in de beschrijving van het gezinsleven van Ehrenfest – een bij wijlen zwaarmoedige man, die zichzelf vond falen en grote moeite had om met het Downsyndroom van zijn jongste zoon Vassik om te gaan (hij schoot hem in 1933 dood en pleegde daarna zelfmoord, maar die tragedie laat Lieske buiten beschouwing).
Bijzonder roerend is de vriendschap die Lise ontwikkelt met de astronoom en natuurkundige Willem de Sitter. Ze stimuleren elkaar te geloven in de kracht van de verbeelding. Net als Joys in haar echte leven zoekt Lise in dat gefantaseerde van haar steeds de randen van wat mogelijk is op (ze balanceert ook fysiek, op touwen of richels). In de gesprekken met De Sitter leert ze dat niet alleen zij, maar ook de wetenschap fantasie nodig heeft. Door zijn geduldige uitleg krijgt Lise, en daarmee ook de lezer, inzicht in bijvoorbeeld de relativiteitstheorie en het heelal en het daarbinnen geldende tijdsbesef.
Een soort Engels
Het kan niet anders of Lieske zelf moet eveneens een bijzondere sympathie voor deze Willem de Sitter hebben. Hij bezorgt hem als het ware postume lof voor zijn aandeel in de verbreiding van de ontdekkingen van Einstein. De laatste kreeg zijn ideeën, die hij in het Duits had opgeschreven, zo kort na de Grote Oorlog niet in een Duitsvijandige wereld aan de man gebracht. Hun enorme belang werd in Amerika pas bekend doordat De Sitter er een Engelse vertaling van publiceerde. Daarna stond met koeienletters in de krant: EINSTEIN WINT VAN NEWTON.
Grappig is ook de passage waarin Lieske De Sitter woorden in de mond legt over de Nederlandse taal die in onze tijd heel actueel zijn: Nederlands is de taal van de plassen en de polder. Die mag je nooit laten verdringen door hakkelend Duits of door een soort Engels. (…) Je dient je taal correct te bewaren. Zeker op universiteiten.
In De vrolijke verrijzenis van Arago worden voortdurend tijdsprongen gemaakt tussen het Leidse leven van Lise en het ziekbed van Joys in Vipiteno, waarin duidelijk wordt hoezeer Lise het geluk ervaart dat Joys ontbeerde. Vooral in die ziekenhuisscènes, speelt Lieske op de gulle lach van de lezer in het kolderieke gedrag van de twee mannen die Joys na het ongeluk vonden en die haar tenslotte naar de sterren voeren.
De verrijzenis van Arago is een heerlijk boek en een loflied op de fantasie. Als dit geen nominatie voor één van de grote literaire prijzen oplevert….