De Vlaamse Tom Van de Voorde (1974) is dichter, essayist en vertaler van voornamelijk Amerikaanse poëzie. Zijn eerste bundel Vliesgevels filter (2008) werd genomineerd voor de C.Buddingh’-prijs, de tweede, Liefde en aarde, voor de Herman de Coninckprijs. Deze tweede bundel kreeg tevens de driejaarlijkse poëzieprijs van de provincie Oost-Vlaanderen. Daarnaast publiceerde Van de Voorde in diverse literaire tijdschriften. Zijn werk werd in meer dan tien talen vertaald.
Zijn vierde dichtbundel Jouw zwaartekracht mijn veer is een intrigerende titel: je kunt je voorstellen dat ‘jouw zwaartekracht’ een vaste waarde in het leven van de ik-figuur betekent, waarnaar de laatste onvermijdelijk weer terugkeert. Anderzijds zou het ook kunnen dat de veer een springveer is, die zich herhaaldelijk aan de zwaartekracht wil onttrekken door even op te springen. Het is hoe dan ook een titel om over na te denken.
Dat geldt ook voor de inhoud, want Van de Voorde laat in deze bundel veel van zichzelf zien, maar omdat de gedichten heel persoonlijk zijn, zijn ze ook vaak ondoorzichtig en niet gemakkelijk te interpreteren voor de lezer.
Onvrede
In vijf afgebakende afdelingen, die niet veel met elkaar te maken lijken te hebben, brengt de dichter zijn observaties en zijn gevoelens onder woorden. De eerste afdeling, Ik toog mijn gebergte, gaat uit van een status quo die niet bevredigend is, een dagelijks leven dat nodig dient te worden opgeschud:
We always began it again
het is 4 a.m. en ik kijk
naar een etende vrouw
Het paleis dat onze heuvels
en muren verlicht
vertelt leugens
aan slapende gezinnen
Niemand kijkt toe hoe
ons bouwwerk in elkaar stort
terwijl mijn ruggengraat
tussen haar dijen hangt
Wie zal waken
over de hongerige gier
die boven mij zweeft
als ik weer ingeslapen ben
Het verlangen naar verandering van richting in het leven wordt steeds sterker en culmineert uiteindelijk in gedichten met titels als De vooravond van een verandering en De zorg voor eigen keuzes, waarin de dichter tenslotte ‘onbegonnen’ de avond inloopt, en zich herinnert ‘wat achter mij verborgen ligt’.
Homo politicus, de tweede afdeling, herbergt een aantal gedichten waarin begrippen ter sprake komen als democratie, fascisme, hamer en sikkel, populisme en leiderschap. Hoewel in elk van deze gedichten een lyrisch ik aan het woord is en er vanuit een persoonlijk standpunt gesproken wordt, missen ze echte betrokkenheid en de mogelijkheid tot identificatie voor de lezer. Dat de dichter geen hoge pet op heeft van de politiek, weet hij echter wel op humoristische wijze duidelijk te maken.
Heel anders daarentegen is de afdeling Apocalyps van het kleine geschil, met tien gedichten waarvan er slechts twee een titel kregen. Dit is pure liefdespoëzie over de relatie tussen twee mensen die ruzie hebben gekregen en hun best doen om de afstand die tussen hen ontstaan is, weer te overbruggen. Deze gedichten zijn eenvoudiger en directer dan de overige, maar weten daardoor juist te raken in hun oprechtheid die ontdaan is van alle literaire pretenties.
Een kwestie van uitdrukking
Op het punt iets te zeggen
vraag je me waarom
ik niets zeg
Ik vermijd
de vergelijkende trap
en doe iets
met mijn eerste zin
Je zwijgt
wanneer me ontgaat
wat eerder is gezegd
het duurt lang
voor de dag weer lijkt
op de vorige
Amerikaanse kunst
Maar het persoonlijkst is de dichter in de afdeling De schilderijententoonstelling, waarin hij spreekt over voornamelijk Amerikaanse schilders van het abstract expressionisme, over de componist Morton Feldman, de Amerikaanse dichter Wallace Stevens wiens gedichten door Van de Voorde vertaald zijn. Beeldende kunst, poëzie en vertaling daarvan worden hier samengebracht in een aantal heel lange gedichten – het gedicht Robert Mangold en ik beslaat tien pagina’s waarin de dichter een fictief telefonisch gesprek met de 82-jarige schilder voert – waarin de dichter zijn ideeën over moderne kunst en kunstkritiek uiteenzet.
Wie meer wil weten over al deze kunstenaars en hun werk moet heel veel opzoeken, want alleen al in het gedicht Ons worden meer dan twintig vrouwelijke kunstenaars genoemd in het kader van een tentoonstelling die de dichter wil opzetten met als titel Female Abstraction.
Het lange gedicht Who’s afraid of red, yellow and blue werd geschreven bij het schilderij van Barnett Newman, dat de meeste mensen wel zullen kennen, al was het alleen maar door de aanval in 1986 op de derde versie van het werk, toen een verwarde man met een stanleymes vijf lange sneden in het doek maakte. Dat werd toen gerestaureerd op een manier die leek alsof er met een verfroller overheen gegaan was. Maar Van de Voorde rept daar niet over: bij hem leidt het schilderij tot een bespiegeling over het nut van vertalen, over poëzie en of helderheid daarbij een vereiste is. De kernvraag waar het gedicht omheen cirkelt, is wat de ideale leeftijd is om gedichten te schrijven. Het is een ernstig zelfonderzoek naar waarden, zekerheden en twijfels omtrent het kunstenaarschap en wat belangrijk is. De dichter moet daarbij wel tot de conclusie komen dat wanneer je ouder wordt de gedachte aan de toekomst automatisch verbonden blijkt te zijn met de dood. Het gedicht leest als een credo, een heel intieme getuigenis van wat het levensdoel en de idealen van de dichter inhouden. Alsof je een kijkje kunt nemen in zijn ziel. Het is een van de mooiste gedichten uit deze bundel.
Bijna net zo mooi is de laatste afdeling Les Barricades Mystérieuses, waarin in acht gedichten een ode wordt gebracht aan Clement Greenberg, een van de invloedrijkste kunstcritici in de Verenigde Staten, die een lans brak voor het abstract expressionisme.
6. Op het laatst schreef ik
een brief in gebroken Alexandrijns
en sprak hem als boodschap in;
Beste Clement,
Loodzwaar is de vracht
die zelden bijna nooit de bodem
van diens kracht verzacht
Hij wou geschiedenis op aarde,
schreef hij terug,
desnoods iets hemels als
zekerheid, ontspanning en comfort,
jongleren in een eenzame jungle
van onmiddellijke gewaarwording
Het is aan te raden om Google en Wikipedia bij de hand te hebben bij het lezen van deze bundel. Nog beter is het om van tevoren al het een en ander op te zoeken over de genoemde kunstenaars. Niet dat de gedichten anders onbegrijpelijk zijn: ze gaan uiteindelijk niet over hen, maar over hoe ze de dichter beïnvloed hebben in zijn liefde voor kunst en hoe ze hem duidelijk gemaakt hebben waar het wezen van zijn eigen kunstenaarschap lag. In die zin gaat deze bundel, hoeveel namen er ook genoemd zijn, alleen maar over Van der Voorde zelf.