Op het strand van Blackpool verliest Thomas zijn massief gouden trouwring. Voordat hij ging zwemmen had hij hem afgedaan, als hij uit zee komt, is het ding spoorloos verdwenen. Ik heb hem aan jou gegeven, zegt hij tegen Mary, zijn echtgenote. Maar zij denkt dat hij hem in zijn broekzak heeft gestopt. Zij vergat geen dingen, zo zat ze niet in elkaar. Hij was de vergeetachtige, de verstrooide. Op de allereerste pagina van Thomas and Mary, de nieuwe roman van Tim Parks–zojuist in een Nederlandse vertaling uitgebracht– staan de lijnen uitgestippeld. Het verlies van de ring is een voorbode: het huwelijk van de protagonisten loopt op de klippen. Onafwendbaar.
Blik op een huwelijk
Ze leven in afzonderlijke werelden, de enige gemeenschappelijke ‘vriend’ die ze hebben is hond Ricky, een cockerspaniël, zorgvuldig uitgekozen door Mary. Ze wilde een hond omdat ze er nooit een had gehad. Om de mening van Thomas werd niet gevraagd. Hij schikte zich, de hond stelde hem in staat nog meer tijd te besteden aan zijn eigen activiteiten: tennis, voetbal op tv, amoureuze avontuurtjes. Maar inwendig was hij woedend, hij wilde die hond helemaal niet. Mary trakteert Thomas op verhalen over de andere hondenbezitters die ze leert kennen tijdens haar wandelingen met het beestje. Ze zegt: Mensen met honden zijn humaner dan mensen zonder. Thomas beseft dat hij bij de tweede soort is ingedeeld.
Parks beschrijft de scènes uit het huwelijk met soms pijnlijke precisie. In het begin van de roman krijgen we een weekoverzicht. Maandag: om middernacht gaat Thomas naar boven, Mary ligt te slapen met haar gezicht naar de muur. Dinsdag: Mary laat de hond uit, Thomas heeft geen zin om op haar te wachten. Als ze thuiskomt ligt hij in diepe slaap, met het gezicht naar de muur. Woensdag: Thomas komt laat thuis van een avondje biljarten. Als hij in bed stapt, ligt ze te slapen met het gezicht naar de muur. Donderdag: Thomas gaat bijtijds naar bed, maar als Mary een uurtje laten ook naar bed gaat, doet hij alsof hij slaapt. Met het gezicht naar de muur. Vrijdag: Thomas gaat vroeg naar bed, Mary is naar het café. Hij wil de voorstelling van de vorige avond niet herhalen. Het maakt Mary niets uit: ze heeft niets te zeggen tegen een man die ze ervan verdenkt een verhouding te hebben.
Thomas werkt in de reclame, Mary doet klusjes voor tijdschriften en uitgeverijen. Ze hebben twee kinderen, de oudste een dochter, de jongste een zoon. Ze hebben elkaar voor het eerst ontmoet tijdens hun studie aan Durham University. Als Thomas een baan krijgt in Manchester gaat ze met hem mee, op voorwaarde dat ze trouwen. We krijgen alle details te horen, zij het niet in chronologische volgorde; het verhaal springt door de tijd heen en weer. Thomas and Mary is opgebouwd uit fragmenten–meest korte hoofdstukken–die schijnbaar willekeurig zijn gemonteerd. We horen niet alleen de stem van Thomas, maar ook die van zijn boezemvriend Alan, zijn moeder, Mary, zoon Mark, zijn overleden vader. Een procedé dat blijkbaar bedoeld is om het huwelijk letterlijk en figuurlijk van alle kanten te bekijken.
Zo’n opzet werkt uiteraard alleen als het verhaal de aandacht vast kan houden, maar Thomas en Mary komen niet uit de verf en hun huwelijk is een en al cliché. In Engeland eindigt meer dan de helft van alle huwelijken in echtscheiding, in andere landen ligt dit getal nog hoger. We kennen de verhalen zo langzamerhand. Thomas gaat vreemd aan de lopende band, bij voorkeur met dames die half zo oud zijn als hijzelf. Mary lijkt al na haar tweede kind iedere illusie over hun verbintenis te hebben verloren. Je raakt hooguit geïntrigeerd door de vraag waarom ze de zaak nog zo lang rekken. De kinderen? Wie weet. Na een partijtje tennis spreken Thomas en Alan over de algehele situatie. Thomas heeft een bepaalde opvatting over het vrouwelijke orgasme en probeert die theorie aan Alan te slijten als verklaring voor zowel zijn gehechtheid aan Mary als zijn onblusbare drang om steeds nieuwe vriendinnen te veroveren. Een warrig betoog over het najagen van seks dat eigenlijk geen seks is maar iets anders. We luisteren ernaar vanuit het perspectief van de vriend: … ik begon er genoeg van te krijgen. Alan vraagt: ‘Iets wat je niet kunt omschrijven?’ ‘Precies’. ‘Achter seks’. ‘Ja’. ‘Onnoembaar en onuitsprekelijk?’ ‘Correct’. ‘Mijn god’. Tenslotte zegt Thomas:‘Ik heb besloten weg te gaan thuis’. ‘Dat werd tijd’, verzucht Alan.
Literaire goden
Aan het eind van de roman, als hij met zijn nieuwe liefde Elsa een nieuw leven begint, kijkt Thomas terug op het huwelijk met Mary. Hoewel we eerder hebben vernomen dat hij slechts kranten en tijdschriften leest en piekert over de economische crisis, de immigratiecijfers en de voetbalclub waar hij zijn hart aan verpand heeft, blijkt hij plotseling een gretig boekenlezer die op zoek gaat naar zijn eigen verhaal in de levens van de literaire personages uit de klassieke romanliteratuur. Thomas Hardy passeert de revue, D.H. Lawrence, Charles Dickens, Charlotte Brontë, Hilary Mantel, T.S Eliot, maar ook William Faulkner, Philip Roth, Gustave Flaubert en Henry James. Toe maar! Luisteren we nog naar Thomas, of heeft de literaire recensent Tim Parks het heft in handen genomen? Hoe meer Thomas op zoek ging naar vergelijkingen, hoe meer hij bedacht dat zijn huwelijk geen literair patroon had gevolgd. Het was echt hun verhaal, en het was echt gebeurd. De schrijver plaatst zichzelf met zijn boek pardoes middenin de wereld van de literaire goden. Mocht Thomas and Mary nog een zweem van betovering hebben gehad, dan is de lezer door deze zelfingenomenheid weer keihard met beide benen op de koude grond geland.