Wie in de jaren ’60 van de vorige eeuw per trein door Nederland reisde kent ze nog wel: de metalen plaatjes onder de ruit met in drie talen de waarschuwing om niet uit het raam te hangen. Daaronder ook het Italiaanse ‘e pericoloso sporgersi’. Het gaf je, sporend door Nederland, het gevoel dat je voor hetzelfde geld door Italië had kunnen reizen.
Wie heden ten dage meemoppert over treinvervoer in ons eigen land, zal daar echter na lezing van Italië op het spoor van Tim Parks anders over denken.
Parks schreef zijn boek vanuit de gedachte dat het spoor, de aanleg ervan en het reizen erover, een spiegel is van het land waardoor dat spoor loopt. Anders gezegd: wie door Italië treint en om zich heen kijkt, leert de Italiaanse denkwijze en cultuur kennen. Schrijven over ervaringen op het spoor in de laars van Europa kun je aan Parks wel overlaten. Hij woont al ruim dertig jaar in het land, is getrouwd met een Italiaanse, doceert vertaalkunde aan de universiteit van Milaan en reist veel per trein. Hij schreef zowel romans als non-fictie over Italië. Veel daarvan is ook in het Nederlands vertaald.
Voor wat Parks met zijn boek wil is Italië op het spoor een fraaie vertaling van de dubbelzinnige Engelse titel Italian Ways. Het boek is een verslag van een aantal treinreizen én een bespiegeling waarin hij de Italiaanse manier van leven op het spoor wil komen. Parks is iemand die tongue in cheek schrijft. Hij vindt treinen door Italië de mooiste vorm van reizen (en de vanuit milieubewustzijn gezien meest verantwoorde), maar hij stelt deze vorm van verplaatsing tegelijk voor als een ware verschrikking. Stations zijn dikwijls prachtige bouwwerken, maar doolhoven voor reizigers. Het warrige stelsel van nationale en regionale en snelle en stoptreinen, de elkaar beconcurrerende maatschappijen, de lijdensweg die je af moet leggen om dienstregelingen te achterhalen of aan het juiste treinkaartje te komen: wat een hel! Het is een wonder als iemand op tijd op de gewenste bestemming komt zonder onderweg beboet te worden. Het lijkt in Italië een sport om alles optimaal te regelen en vervolgens iedereen gewoon zijn gang te laten gaan. Regels zijn er om naar believen toe te passen of aan je laars te lappen, afhankelijk van het voordeel dat die keus je oplevert. Of zoals Parks opmerkt: ‘Een van de voornaamste kenmerken die je moet zien te doorgronden in alle aspecten van het Italiaanse leven, is dat deze natie geen problemen heeft met de afstand tussen ideaal en realiteit. Ze zijn de hypocrisie voorbij. Ze registreren gewoon geen tegenstelling tussen retoriek en gedrag. Het is een benijdenswaardige instelling.’
In het eerste deel van zijn boek beschrijft Parks de geschiedenis van de Italiaanse spoorwegen. Die is heel anders dan die van Engeland, waar ze ontstonden uit de behoefte om industriesteden onderling en met havens te verbinden. Italië kende veeleer een politiek dan een economisch motief. In de tijd van het Risorgimento (het streven om de talloze staatjes op het schiereiland te verenigen tot één Italië) was het van belang snel militairen te kunnen verhuizen en een betere communicatie mogelijk te maken tussen afzonderlijke delen van de toekomstige eenheidsstaat.
Ook in een andere zin werd het spoor een politiek instrument. Het wordt traditiegetrouw gebruikt ‘om overtollige arbeidskrachten te absorberen en de werkloosheid laag te houden. (..) Tienduizend van de negenennegentigduizend spoorwerkers worden als overbodig beschouwd’. Een baan bij de spoorwegen geldt voor een Italiaan als ‘fatsoenlijk betaald en zo zeker als een plekje in de hemel’.
De spoorwegen in Italië zijn niet alleen door die hoge personeelskosten flink verliesgevend. Er is geweldig in geïnvesteerd en ondanks dat zijn de kaartjes goedkoop. ‘Italianen [hebben] helemaal geen zin om te veranderen. Ze houden van een gemakkelijk leven. Ze beschouwen zichzelf superieur aan die primitieve en tobberige naties die punctualiteit boven stijl en comfortabele consumptie stellen. Er wordt een compromis gevonden in het imago. Ze zullen doen alsof Italië snel en modern is’. Maar zelfs bij die gunstige prijzen kiezen de Italianen voor vrijheid: de eigen auto. Daar helpt geen moedertjelief aan: ‘In april 1961 promootte het autotijdschrift Quattroruote (Vier wielen) een race van Milaan naar Rome tussen de nieuwe, snelle elektrische trein, de Settebello, en een Alfa Romeo Giulietta. De trein deed er zes uur en zevenendertig minuten over. De Alfa deed het in vijf uur en negenenvijftig minuten. Het spel was uit.’
In het laatste deel reist Parks naar het zuiden, naar Sicilië en de hak van Italië. Die tocht laat een groot verschil zien tussen het rijkere noorden en het armere zuiden. Het is daar vooral het onderhoud aan het spoor en de stations dat te wensen overlaat. Er gebeurt vaak pas wat als er geld voor komt uit de Europese regiopot. Maar ook dat levert dan weer absurditeiten op. Zo treft Parks in de buurt van Otranto langs het spoor een bord aan, waarop het land Europa dank zegt voor de € 3.614.750,57 die het ontving om het spoor vier jaar lang onkruidvrij te houden:
Drie miljoen zeshonderdveertienduizend zevenhonderdvijftig euro en zevenenvijftig cent. Voor onkruidbestrijding over een periode van vier jaar. Ik vind dat elke vorm van retoriek en elk detail uiteindelijk zijn functie en logica moet hebben. Hier kan ik alleen maar veronderstellen dat de vijfenzeventig cent worden vernoemd om een indruk van eerlijkheid en fatsoen te geven die de strengste pignolo [iemand die de regeltjes precies toepast] waardig is. Het is algemeen bekend dat Apulië, samen met Sicilië, een van de twee meest verkwistende Europese regio’s is als het om het uitgeven van subsidies van de Gemeenschap gaat.
Een mooie observatie noteert Parks als hij in zijn eentje in de kathedraal van Lecce afkoeling zit te zoeken en er de rozenkrans hoort bidden. Hij wordt er stil van, tot hij ontdekt dat het stemgeluid niet van een lijfelijk aanwezige priester komt maar van een casettebandje. Dan noteert hij:
En zodra ik besefte dat het een bandje was, kon ik niet eens meer doen alsof ik me eraan onderwierp. In plaats daarvan zat ik een vergelijking te trekken met de elektronische meldingen in de stations waar de capostazioni al lang met pensioen zijn gestuurd tezamen met al hun ondergeschikten. De zich eindeloos herhalende stem komt van ver weg, of van jaren geleden, en is alleen nog aanwezig door bedrading en microchips. Het heeft iets arrogants en neerbuigends: de organisatie die voor het transport zorgt, of dat nu gebeden of treinen zijn, is zo machtig en gevoelloos geworden dat ze het niet meer nodig vindt dat iemand van vlees en bloed de passagiers en gelovigen leidt. Het is dus zo afstandelijk en absurd geworden, dat mensen het helemaal normaal vinden om vals te spelen; om te denken dat ze absolutie kunnen krijgen na een vluchtige biecht, om in de eerste klas te zitten zonder geldig reisdocument, en ook op andere gebieden van het leven: het ontduiken van belasting, het negeren van bouwvoorschriften.
Parks neemt in het boek nogal wat ruimte om zijn ervaringen in de trein zelf te beschrijven: volle coupé’s, zeurende en stinkende medereizigers, idiote gesprekken en telefoontjes, weigerende airco’s en lamlendige en op hun strepen staande conducteurs. Het levert soms hilarische beschrijvingen op, die hij echter hier en daar wat te lang volhoudt.
Dat is trouwens niet de enige kritiek die je kunt hebben. Parks’ boek heeft ook iets willekeurigs doordat hij maar een deel van Italië bereist. Bovendien weet hij de lezer niet volledig te overtuigen dat de handel en wandel op en rond het spoor inderdaad een volkomen afspiegeling is van de manier waarop Italianen in het leven staan.
Maar met dat korreltje zout binnen handbereik is Italië op het spoor beslist een vermakelijk boek.
Italië op het spoor.
In en uit de trein van Milaan naar Palermo
Auteur: Tim Parks
Oorspronkelijke titel: Italian Ways
Vertaald door: Corine Kisling
Verschenen bij: Uitgeverij De Arbeiderspers (2013)
Prijs: € 19,95
1 reactie
Leuke en langverwachte opvolger van Italiaanse buren en Italiaanse opvoeding! Met hilarische observaties van Italianen en hun manier van doen. Als collega auteur van Italiaanse Torstanden kan ik bevestigen dat het allemaal klopt. Onbegrijpelijk zijn de vele spelfouten in de Italiaanse woorden die in het originele Engelse boek nota bene wel goed geschreven waren!
1 Trackback