De rode loper van Thomas Rosenboom voert ons terug naar de jaren 70. We volgen vanaf het begin de vriendschap tussen de twee hoofdpersonen die er toevallig net vóór het laatste examen op het Arnhems Lyceum achter komen dat zij eenzelfde toekomst voor zich zien.
Lou Baljon is een jongen van buitengewoon fors postuur met lang, wit en wattig haar, een vol gezicht met een vlasbaardje, een houthakkershemd en cowboylaarzen. De andere jongen is Eddie van de Beek en de tegenpool van Lou. Scherp gezicht, bijzonder tenger, met een oude maar geklede regenjas, en zijn donkere haar is dik en sluik. Hij woont in Zevenaar.
Ze bespreken hun aspiraties. Geen studie zoals alle anderen, zij willen iets anders, (…) weg van het gebaande pad – ze gaan in de bijstand. Eddie heeft berekend dat de bijstand de meest ideale oplossing is, ook voor de staatskas. ‘Iets hoger nog dan een studiebeurs, je zit meteen ook in het ziekenfonds, en je behoudt je vrijheid’. Eddie wil journalist worden bij De Gelderlander en Lou wordt roadie bij de bekendste popgroep van Arnhem, Shout. Een viermansformatie waarvan alle leden ook in de bijstand zitten. Hun succes is matig. Er is slechts één hoogtepunt in hun bestaan: de tournee van 14 dagen in ‘rockstad’ Wenen. Lou is helemaal weg van de witte Fender-basgitaar van Walter. Hij kijkt ernaar zoals hij naar een vrouw kijkt. Altijd als hij alleen is in de oefenruimte, pakt hij de Fender en speelt ‘Blackbird’ van The Beatles.
We volgen het weinig inspirerende leven van Lou als roadie. Muziek, muziek…. Met Lou aan de knoppen. Hoe zit het met de liefde? De meisjes zijn dol op hem maar niet verliefd. Lou ook niet, als het mee zit kent hij hun voornaam. Als het meisje haar haren naar achteren strijkt, dan wil ze wel, heeft hij ervaren. ‘Was dat het geval, dan gingen ze een eindje rijden, (…) dan stopte hij ergens op een parkeerplaats en deden ze het, liggend op een van de twee banken voor in de bus of anders, als er te veel mensen rondliepen, staand in het donkere vrachtruim, waarvan de laadvloer steeds meer bezaaid raakte met kapotjes, net of iemand een blikje sardines uit zijn handen had laten vallen.’
Lou ondergaat een hernia operatie en wordt blijvend mank door een klapvoet. Deze ‘dwangstand’ verergert zijn minderwaardigheidscomplex. Als roadie is hij exit.
Op aandringen van Eddie verhuist Lou naar Zevenaar en begint een eigen geluidsstudio: Studio Seven. We zijn dan in de tweede helft van de jaren 80. De studio loopt goed en vooral door zijn bijbaan als trouwfotograaf wordt hij een bekend persoon in Zevenaar. Echter, als carnavalsverenigingen opnames in zijn studio komen maken, houdt Lou het niet meer vol en sluit hij de tent.
Vriend Eddie komt weer te hulp en adviseert hem een bioscoop te beginnen die uitsluitend horrorfilms draait. Hij weet ook wel een geschikte ruimte om te kraken.
De episode ‘Bioscoop Corona’ zorgt voor enige hilariteit in het boek door de humor die Rosenboom gebruikt om de burgerlijkheid van Zevenaar op de hak te nemen met als kopman wethouder Vonk.
Om de 35 jaar chronologisch te overbruggen heeft de schrijver niet alleen drie tijdsprongen van tien jaar bedacht, maar ook twee verhaallijnen die niet synchroon lopen.
De tweede lijn die in het heden speelt en al begint in hoofdstuk 4 is een geniale vondst. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt, er komt spanning in het verhaal. We volgen Riet, de vrouw van Eddie, met haar jongere nicht Lena. Ze zijn in een limo op weg zijn naar een première ‘à la Brooke Shields’ met Lena in de hoofdrol. Lena is 35 jaar, ‘zeker, ze was mooi, (…) maar haar schoonheid was die van een etalagepop, of een onbewoond eiland’. Lena zegt niets uit zichzelf. Haar dwangstand is ‘mute’ om een toepasselijke muziekterm te gebruiken.
Maar dan. Tien jaar verder. Voor de eerste keer krijgt Lou nu zelf een lumineus idee tijdens een gesprek met Eddie over de huidige narcistische samenleving. Het is duidelijk dat Eddie hier de visie van de schrijver verwoordt. Er klinkt een ongezouten mening over talentenshows in door. Hij ‘verklaart’ het waanzinnige succes van X-factor, Idols, enz. ‘De doorsnee kijker ziet een doorsnee zanger gefilmd worden op de rode loper, en wat is er mooier dan je eigen droom te zien uitkomen bij iemand die ook nergens in uitblinkt.’ (…)
Lou ziet het helemaal voor zich! ‘Ik leg voor de Corona een rode loper neer, de mensen lopen erover naar binnen, een cameraman in het portaal filmt (…)’
De rode loper als autonoom gebeuren.
Riet en de wonderschone Lena schrijden naar binnen, Lena wordt herkend. Lou kijkt vanuit zijn cabine naar de film en ziet dat Lena hem recht aankijkt, glimlacht en haar haren naar achteren schudt… Hij is helemaal van de kaart en spoelt de film telkens weer terug. Wat gaat Lou doen.
De laatste vijf hoofdstukken zijn subliem. De vier levens komen bij elkaar via de schijnwerpers, de opnames, de rode lopers. De muziek speelt nog steeds een allesoverheersende rol. De ukelele van Eddie bewijst zijn dienst, al wordt het nooit een gitaar. De Fender-gitaar wordt voor Lou een vrouw in zijn armen, hij speelt de melodie telkens opnieuw. Helaas, voor Lou is nu ook voor hem de definitieve fade-out nabij. Hij blijft alleen achter. ‘Hij zette de Fender in een fauteuil en het glas van Lena op de armleuning. Toen hij ertegenover ging zitten was het of hij bezoek had.’
Rosenboom schrijft toegankelijk, gebruikt de taal van het milieu dat hij beschrijft en werkt de karakters van de vier weinig spectaculaire hoofdpersonen goed uit; de mooie Lena wordt zelfs een karikatuur. Eddie en Riet vallen nauwelijks uit hun rol. Lou evolueert evenmin, hij is eigenlijk een sneue figuur, een loser Hij laat geen succes toe. Opmerkelijk hoe hij daardoor juist boeiend is.
De constructie van de roman is mathematisch perfect. Opvallend zijn de vele herhalingen. Je kunt een longlist maken van steeds weer terugkerende beelden, motieven, zinnen, woorden, muziektermen. De rode loper is ook voer voor psychologen, het stokpaardje van Rosenboom.
Thomas Rosenboom (1956) groeide op in Arnhem, een belangrijk gegeven voor dit boek. In 1983 debuteerde hij met de verhalenbundel De mensen thuis (1983). Al snel volgde Vriend van verdienste (1985). Zijn grote doorbraak kwam met de imposante roman Gewassen vlees (1994), waarvoor hij de Libris Literatuur Prijs ontving. Vijf jaar later publiceerde hij Publieke werken (1999) – en opnieuw won hij daar de Libris Literatuur Prijs mee. Andere werken: De nieuwe man (2003)en Zoete mond (2009).