Gaat het debuut van Tahmina Akefi positief ontvangen worden? In de boekhandel vormt de stapel met Geen van ons keek om de wolkenkrabber tussen andere net gepubliceerde boeken. Dat is verrassend omdat Akefi nog een onbekende is in ons literaire land. Of zij voldoende nieuwsgierigheid gaat wekken is nog de vraag. Haar roman doet dat helaas niet.
Toen Akefi twaalf jaar was, vluchtte ze met haar ouders een aantal keer binnen Afghanistan en later emigreerde ze naar Nederland. Haar ervaringen en herinneringen aan die tijd heeft ze gebundeld tot een verhaal, en hoewel dit deels autobiografisch en deels fictief is, geeft het volgens de schrijfster zelf de ware verborgen geschiedenis van Afghanistan weer. Akefi’s roman sluit daarom goed aan bij de thema’s van Khaled Hosseini, die erg in de belangstelling staan. Maar dat er maar liefst zestien uitgeverijen enthousiast reageerden op Akefi’s manuscript, blijft een groot raadsel. Eén ding is zeker: Hosseini hoeft niet bang te zijn voor concurrentie binnen dit genre: we hebben te maken met een droge verhaallijn die in niets meeslepend of zinderend is, terwijl het onderwerp zich daar uitstekend voor leent.
De herinneringen in het boek gaan terug naar Kaboel en Afghanistan in de periode van 1991 tot 1995. De hoofdpersonen, hartsvriendinnen en buurmeisjes Setara en Tiba zijn in 1991 ongeveer twaalf jaar. Hoewel de thuissituatie van de meisjes sterk verschilt, zijn ze dikke vriendinnen. Ze komen elkaar dagelijks achter het huis tegen waar ze hun dromen over de toekomst en de liefde delen. Omdat Akefi de meisjes niet karakteriseert, blijven Tiba en Setara onbekenden voor de lezer.
In Kaboel verandert de sfeer, en dat merken de meisjes. Het begint hen op te vallen dat er verhalen en geruchten de ronde doen, en dat mensen anders reageren dan voorheen: ‘Setara vond zijn reactie opvallend. We hadden hier vaker met mensen gesproken die we niet kenden. Tot nu toe had de winkelier zich er nooit druk om gemaakt.’ Is er sprake van een sociale verandering? Zelfs in het gezin van Tiba zijn er geheimen: ‘Agha djan wilde niet zeggen waarom Reshad niet meer lang weg mocht blijven. Hij wilde weten met wie Reshad omging en waar hij met zijn vrienden over sprak.’ De controle wordt op alle niveaus in de samenleving vergroot en dat maakt de vriendinnen alert. Ze weten niet wat er aan de hand is, maar hebben af en toe wel hun vermoedens en zijn zich bewust van de verandering. De vriendinnen gaan graag naar school, maar zijn sinds kort als de dood voor hun nieuwe schooldirecteur, die zijn baard heeft laten staan, heel streng is en Tiba slaat omdat zij de dochter van de kolonel is: ‘Hij had zijn nette pak ingeruild voor een soort jurk. De directeur liep op me af terwijl hij me bleef aankijken. Ik richtte mijn blik naar de grond toen hij tegenover me stond. Wanneer hij zijn hand uit zijn zak haalde en aanstalten maakte om me te slaan heb ik niet gezien. Ik weet alleen dat ik door de kracht van zijn hand op de grond dreigde te vallen.’ De directeur legt de leraressen kledingvoorschriften op: er mogen geen korte rokken meer worden gedragen, en armen en benen moeten bedekt zijn.
Als de moedjahedien Kaboel binnenkomen, nemen ze de stad onder vuur. Een grote explosie volgt, de grond trilt en de meiden worden door hun familie naar binnen gehaald. Vanaf dat moment zijn ze nergens meer veilig. Tiba’s gezin slaat op de vlucht en ze moet Setara verlaten.
Tiba, de ik-persoon vertelt het hele verhaal. Dit doet ze met korte zinnen, die uit een ouderwetse kindervertelling lijken te komen. Hierdoor ontbreekt diepgang omdat haar zinnen soms doen denken aan de en-toen verhalen die kinderen eigen zijn. Het verhaal bevat geen metafoor of beeldspraak, mogelijk omdat dit gebruik kinderen juist niet eigen is. De keuze om het verhaal chronologisch te vertellen is weinig verrassend. Het maakt het inzichtelijk maar tegelijkertijd ook tot droge kost. Daardoor zit er een bepaalde voorspelbaarheid in. Herhaaldelijk wordt er gereageerd op de verwachting van de lezer. Hoewel Tiba vreselijke dingen meemaakt blijft drama achterwege. Als Tiba haar gevoelens meer had geuit, had dat misschien het verhaal extra kracht bij gezet.
Het is aannemelijk dat dit boek een passend begin is voor jonge, onervaren lezers. Scholieren van de middelbare school zouden het boek wellicht kunnen lezen voor de boekenlijst omdat het nogal toegankelijk is. Niet de bovenbouw-, maar wel de onderbouwleerlingen halen dan genoeg voldoening uit de tekst. Voor hen zou deze roman geschikt zijn omdat hun aandacht niet verdeeld hoeft te worden: er is enkel een verhaal. Debutante Akefi slaat met Geen van ons keek om een brug tussen kinderliteratuur en jongerenliteratuur.