Svetlana Alexijevitsj – We houden van Tsjernobyl

Laat varen alle hoop

Recensie door Rob van Dam

We kwamen thuis. Ik deed alles uit, al mijn kleren die ik daar gedragen had, gooide ik in de vuilnisstortkoker. Maar ik gaf mijn veldmuts aan mijn kleine jongen. Hij smeekte me erom. Hij droeg hem de hele tijd. Twee jaar later stelden ze een hersentumor bij hem vast…’

Is het moreel verwerpelijk een boek dat uit louter lijdensverhalen bestaat langs de literaire meetlat te leggen? We houden van Tsjernobyl is een meer dan voortreffelijk boek, dat zeker, maar het is in de allereerste plaats een schreeuw van verontwaardiging en een getuigenis van de wijze waarop mensenlevens te gronde kunnen gaan door toedoen van menselijk falen en door domme pech.

Op 26 april 1986 ging het grondig mis in de Sovjet Unie. In het plaatsje Tsjernobyl brak brand uit in een deel van een grote kerncentrale. Eén reactor ontplofte, drie andere bleven gespaard dankzij de zelfopoffering van de rampenbestrijders van het eerste uur. Binnen enkele dagen dreef een radioactieve wolk over Oost- en West-Europa. Tuinders in Nederland werd aangeraden hun zelfgeteelde spinazie niet te eten en het  woord ‘becquerel’ (de eenheid waarin radio-activiteit wordt gemeten) lag op ieders lippen. Wat er zich in het directe rampgebied afspeelde, werd vol spanning gevolgd en de Sovjet-autoriteiten hielden de werkelijke toestand zo veel mogelijk geheim. De wolk dreef verder, via Turkije richting India, China, de Verenigde Staten. De plaats des onheils dijde uit totdat hij vrijwel de hele wereld omvatte en de media gingen over tot het nieuws van de dag.

Tsjernobyl ligt in het uiterste noorden van de Oekraïene, vlak bij de grens met Wit-Rusland. In het eigenlijke rampgebied – de ramp bleek groter en groter naarmate de tijd verstreek – geldt tot op de dag van vandaag de noodtoestand. Een groot gebied is ontvolkt en tot verboden terrein verklaard. Wel kun je er een dagtochtje naar toe maken, om op veilige afstand de spookstad te bewonderen waar de was van weleer nog aan de lijnen hangt.

Dit is het derde boek van Svetlana Alexijevitsj dat bij De Bezige Bij verschijnt (in 2006 verscheen het al bij Uitgeverij Mets en Schilt). Zij won vorig jaar de Nobelprijs voor literatuur (een al even onconventionele toekenning van de prijs als die aan Bob Dylan dit jaar, want ze is verslaggeefster, interviewster, schrijfster van oral history en niet in de eerste plaats literator). Ze laat vele tientallen stemmen klinken: voormalige inwoners van het stadje, rampenbestrijders en militairen, nabestaanden, artsen, kinderen, vaders en moeders, geleerden, partijmensen, journalisten. Allen vrijwel zonder uitzondering getekend door het lijden dat ze hebben doorstaan en meegemaakt: de sloop van geliefden en naasten door de straling, de machteloosheid, de verwoesting van hele dorpen, boerderijen en landschappen als gevolg van de pogingen het stralingsgevaar te beteugelen. De onwetendheid ook omtrent de gevaren. De leugenachtigheid en incompetentie van de autoriteiten.

Bovendien is er nog steeds de angst voor wat de toekomst zal brengen, want de door een ‘sarcofaag’ omhulde reactor smeult door, het is ‘een overledene die ademt. Hij ademt de dood.’ Hoeveel kerncentrales zijn er niet nog in bedrijf, zelfs na het Duitse besluit ze stil te leggen?
In het voorwoord, dat de auteur in 2011 naar aanleiding van de ramp in Fukushima toevoegde, schrijft ze bitter: ‘Ik schreef over het verleden, maar het bleek de toekomst’.
Momenteel zijn bouwwerkzaamheden gaande om de ‘sarcofaag’ op zijn beurt te omhullen met een ‘Ark’. De constructie wordt 150 meter hoog en moet 100 jaar soelaas bieden, maar wat is een eeuw vergeleken bij de levensduur van nucleaire straling?

Wit-Rusland, het land waar de schrijfster vandaan komt, kreeg de grootste klap. Een kwestie van nabijheid en pech: de heersende windrichting dat voorjaar. 23 Procent van het grondgebied is besmet; 264.000 hectare landbouwgrond is onbruikbaar geworden; 485 dorpen en gehuchten zijn vernietigd, waarvan er 70 letterlijk begraven zijn om de straling te dempen. Uitgestrekte gebieden zijn afgegraven en toegedekt: maanlandschappen op aarde. Eén op de vijf Wit-Russen woont op besmette grond. De statistieken van misgeboorten, kindersterfte en kanker spreken boekdelen.

Tsjernobyl en de wijde omgeving werden in allerijl ontruimd, wat voor de bewoners op zichzelf al een ramp was. Niets mocht men meenemen, geen bezittingen, geen dieren. Helemaal niets. Denkt u het zich even in. Huisdieren en vee werden door speciale jagerseenheden afgeschoten, wild ook. Het waren meest plattelanders, die in één klap ook hun land, hun boerderij en hun gemeenschap kwijt raakten. Volslagen ontworteling plus een overdosis straling. Povere schadevergoedingen.
Meteen na de evacuaties begonnen de plunderingen. Bewoners van dorpen die niet werden geëvacueerd zagen hun kans schoon en roofden voedsel en huisraad, landbouwmachines, televisies, alles, tot en met de deuren van de huizen. Zo verspreidde de straling zich nog verder.

Toch wonen er nog steeds mensen in het gebied. Zij die het vertikten zich te laten afvoeren en zich schuil hielden. En, uiterst bizar, mensen die dit niemandsland opzoeken om zich er clandestien te vestigen. Ze zijn ontkomen aan de oorlogen die in de voormalige sovjet-republieken woedden, aan de terreur tegen minderheden en de geloofsvervolgingen. Voor hen is dit dodenrijk een oase. Ze leiden een leven even primitief als dat van de plattelanders in Toergenjevs Jagersverhalen, maar zijn er veilig voor hun medemens.

Dit boek lees je voor de verhalen. Het zijn er veel en ze zijn hartverscheurend. Je voelt je bijna verlegen er in je leunstoel kennis van te nemen. U bent gewaarschuwd. Maar voor wie in staat is deze reality check te ondergaan, is het eigenlijk verplichte lectuur: zó is het leven dus buiten de polder. Wat hebben deze mensen niet allemaal over zich heen gekregen in de loop van de twintigste eeuw – en nog steeds! – en wat zijn wij Nederlanders daarbij vergeleken gezegend.
Aangrijpend zijn de verhalen in hun rauwheid en boeiend door hun vreemdheid: al dat geloof en bijgeloof, die levende herinneringen aan Stalin en de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’, de verwijzingen naar de klassieke Russische literatuur, de dierenliefde, de communistische maatschappij met zijn leugens en corruptie, de invasie in Afghanistan, de uitzichtloosheid. De helden, die hun heldhaftigheid vaak duur hebben betaald. De bittere moppen.

De Nederlandse vertaling van Jos Vonhoff en Arjen Uijterlinde is uitstekend. De weergave van het gesproken woord klinkt levensecht. Dat geldt trouwens ook voor Alexijevitsj’ Het einde van de rode mens, vertaald door Jan Robert Braat, eveneens een aanrader van de eerste orde.
De schrijfster gaat schuil achter de geïnterviewden, die ze ieder aan het woord laat in een  ononderbroken monoloog. Drie keer heeft ze een ‘koor’ samengesteld: een veelstemmig relaas, een polyfone jammerklacht.

Haar eigen stem klinkt alleen in het voorwoord en aan het slot en ook in een ‘Interview van de auteur met zichzelf over de verloren geschiedenis en over de vraag waarom Tsjernobyl ons beeld van de wereld in twijfel trekt.’ Het is een gekweld stuk. Ze noemt Tsjernobyl ‘de belangrijkste gebeurtenis van de twintigste eeuw, ongeacht de vreselijke oorlogen en revoluties die ons aan deze eeuw herinneren.’ Terloops verwijst ze naar Dante. Diens beschrijving van de hel steekt bijna aandoenlijk af bij de taferelen in dit boek. Maar zijn waarschuwing boven de hellepoort blijft ook hier van kracht: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnen treedt.’

 

 

Omslag We houden van Tsjernobyl - Svetlana Alexijevitsj
We houden van Tsjernobyl
Svetlana Alexijevitsj
Vertaling door: Jos Vonhoff en Arjen Uijterlinde
Verschenen bij: Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN: 9789023498827
332 pagina's
Prijs: € 29,99

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

1 reactie

  • Reinier schreef:

    Mooi stuk Rob!

    De twijfel over de literaire meetlat die je in het begin uit, begrijp ik goed. Toch denk ik dat het weldegelijk de bedoeling is van Aleksijevitsj om literatuur te schrijven. In “Het einde van de rode mens” zegt ze dit ook expliciet. Maar ze verruimt het domein van de literatuur door weer te geven hoe mensen spreken en hoe ze hun eigen verhaal vertellen.

    Uit haar speech ter gelegenheid van het accepteren van de nobelprijs:

    “Flaubert called himself a human pen; I would say that I am a human ear. When I walk down the street and catch words, phrases, and exclamations, I always think – how many novels disappear without a trace! Disappear into darkness. We haven’t been able to capture the conversational side of human life for literature. We don’t appreciate it, we aren’t surprised or delighted by it. But it fascinates me, and has made me its captive. I love how humans talk … I love the lone human voice. It is my greatest love and passion.”

    Hier is de speech in z’n geheel terug te lezen, zeer de moeite: http://www.4freerussia.org/on-the-battle-lost-svetlana-alekseevichs-nobel-lecture-full-text/





 

Meer van Rob van Dam:

Recent

10 juni 2023

Een held op sokken?

Over 'Drengr' van Aron Dijkstra
9 juni 2023

Boeken bieden soelaas in Japanse verhalenbundel

Over 'De bibliotheek van geheime dromen' van Michiko Aoyma
6 juni 2023

Verloren in virtuele escapades

Over 'De lokroep van Elysium' van Ilmar Taska
5 juni 2023

Sms-taal relativeert zelfmedelijden

Over 'Uitzicht van dichtbij' van Megan van Kessel
3 juni 2023

Jonge activisten bieden hoop

Over 'De toekomst is van ons' van Samuel Hanegreefs

Verwant