Soms hebben auteurs een haat-liefde verhouding met hun geboortestad. Bij Svealena Kutschke lijkt dit niet anders te zijn. In haar derde roman Een stad, het meisje en de duivel beschrijft ze de lotgevallen van een Duitse familie tegen de achtergrond van de verschrikkelijke twintigste eeuw met haar stad Lübeck in een hoofdrol. De Nederlandse titel verdoezelt een beetje de originele Duitse: Stadt aus Rauch. De rook waarvan sprake kan verschillende diepere betekenissen hebben, enerzijds verwijzend naar de verschillende vuurhaarden, branden en drama’s die zich de vorige eeuw in Lübeck afspeelden, anderzijds kan het ook duiden op de voortdurende mist die hangt boven de Trave, de triestige en duistere rivier die ook een hoofdrol opeist in het verhaal.
Zwarte familiekroniek
Het verhaal start in 1908 als de prostituee Magdalena zich in een wanhoopsdaad overgeeft aan de Trave. De hoogzwangere Magdalena overleeft het niet, maar als bij wonder drijft daar op haar dode lichaam de baby Lucie, gered door de duivel. Onmiddellijk doet hier het magisch-realisme zijn intrede. Lucie bezit namelijk, net als later haar kleindochter Jessie, de gave om de duivel te zien en met hem te praten. Een gave die later zowel een vloek als een zegen blijkt te zijn. De duivel is een ietwat eigenaardig personage dat te pas en te onpas opduikt in het verhaal en zijn eigen mening heeft over de geschiedenis van het grauwe Lübeck waaruit hij blijkbaar niet kan of wil ontsnappen. In het verhaal zien we hoe Lucie, van lage komaf, later trouwt met de burgerlijke Christoph Petersenn, zoon van een hoogaangeschreven militair uit het Pruisische leger. Hun dochter Freya en haar man Jürgen Mertens, krijgen ook een dochter, Jessie. Met haar zijn ondertussen de jaren tachtig en negentig aangebroken. Kutschke introduceert alle personages vrij vlug en experimenteert met grote chronologische sprongen. Haar vrij complexe en gedetailleerde stijl zorgt ervoor dat de lezer een aanhoudende concentratie moet tonen om het verhaal goed te blijven volgen.
Dat verhaal beslaat de hele Duitse recente geschiedenis: van het Pruisische keizerrijk via de Eerste Wereldoorlog, de opkomst van het nationaalsocialisme en de Tweede Wereldoorlog naar de heropbouw, maar evenzeer de antifascisten en punkscene uit de jaren tachtig tot de opkomst van de neonazisten met hun antivreemdelingenpolitiek. De donkere en destructieve kanten van het leven worden vooral in de kijker gezet: de scheurende honger, de haat tegenover een volk, de verwoestende kracht van drank en drugs. Alles wordt gezien vanuit het oogpunt van de sterke, maar vreemde vrouwen uit de familie. Vooral Lucie en Jessie nemen de hoofdbrok voor hun rekening. Het lijken sterke vrouwen, maar ze nemen een aparte plaats in. Ze worden niet echt geaccepteerd door de maatschappij en zoeken daarom soelaas in verdovende middelen of verbinden zich met andere uitgestotenen, waardoor ze dan weer zwak of passief overkomen. De mannen in het boek zijn minder uitgewerkt, maar ondernemen wel actie, al zijn het vaak foute acties. Ze voelen zich helden, maar zijn vaak verklikkers en verraders.
In de traditie van Buddenbrooks
Kutschke is er zeker in geslaagd om een groots epos te schrijven, volledig in de traditie van De Buddenbrooks van Thomas Mann, een werk waarnaar verschillende keren impliciet en expliciet wordt verwezen en dat ook Lübeck als achtergrond heeft. Verschillende passages zijn zeer beklijvend en blijven lange tijd in het achterhoofd nazinderen. Haar literair-poëtische stijl toont wat een talent ze heeft en is bijwijlen om de vingers bij af te likken. Nadeel is dat ze zich soms verliest in eindeloze en nutteloze details en beschrijvingen die weinig bijdragen tot het verhaal. De veelheid aan personages maakt het boek ook niet makkelijker en door de tijdssprongen is het soms tweemaal nadenken over welk personage het nu gaat. Verschillende nevenpersonages worden te uitvoerig uitgewerkt wat zorgt voor verwarring en irritatie. Zo is er het voorbeeld van de romanschrijver Wilnauer die telkens de loef wordt afgestoken door Thomas Mann. Bij de boekenverbranding gooit hij dan maar gefrustreerd al zijn manuscripten in het vuur. Leuk detail, maar zijn figuur draagt niet bij tot het verhaal. Alleen de link met Mann wordt gemaakt. Ook de verschillende verwijzingen naar Duitse verhalen en sagen, zoals die van de Roggenbuk, maakt het verhaal voor niet-Duitse lezers moeilijk. Het einde is nogal teleurstellend, de lezer blijft gefrustreerd en verweesd achter. En de duivel? Het personage waar zelfs in de titel naar wordt verwezen verdwijnt plots zonder reden van het toneel. Een stad, het meisje en de duivel had best de helft minder pagina’s kunnen hebben, maar dat neemt niet weg dat het zeker een krachttoer is van Kutschke om deze roman te schrijven. Wie houdt van trage, melancholische, zelfs donkere, en poëtische literatuur vindt dit zeker een topper.