Het is onder kenners van het werk van Joseph Roth een bekend dispuut tussen hem en zijn vriend Soma Morgenstern: wat mag je aan het werk van iemand anders ontlenen en gebruiken in een eigen roman zonder dat het plagiaat wordt? De ruzie daarover tussen de twee vrienden is terug te vinden in de herinneringen van Morgenstern die onlangs in vertaling verschenen, Vlucht en einde van Joseph Roth.
Wat was het geval? Morgenstern had Roth het manuscript laten lezen van zijn eerste werk, Der Sohn des verlorenen Sohnes (de roman zou pas veel later verschijnen). Die vond hem geweldig. Twee jaar later las Morgenstern in het Pariser Tageblatt een hoofdstuk uit een nieuwe roman, Tarabas, van Roth, die als feuilleton in die krant verscheen. Tot zijn verbijstering kwam hij daarin de naam Janker Christjampoler tegen, de oude man uit Morgensterns eigen manuscript. Hij schreef meteen een woedende brief aan zijn vriend die hem daar niets over verteld had. In zijn reactie kwam Roth met allerlei uitvluchten, waarvan de laatste was dat het geen enkele lezer op zou vallen. Maar voor Morgenstern gold niet het What’s in a name van Shakespeare. Een personage in een roman had volgens hem altijd een naam die past als een handschoen. Roth had in zijn visie dus niet zomaar de naam gejat, maar ook het personage. De kwestie escaleerde toen Morgenstern er achter kwam dat Roth een keer in een soortgelijk geval aan een andere schrijver (Józef Wittlin) had geschreven dat die niet moest zeuren omdat ‘hij, Roth, als een rivier was die, zoals de natuur dat heeft geregeld, wordt gevoed door zijrivieren’. Morgenstern zegde de vriendschap met Roth op. Pas drie jaar later zou die door bemiddeling van Stefan Zweig hersteld worden.
Acute dakloosheid
Vlucht en einde van Josep Roth verscheen in Nederlandse vertaling in november 2022, dezelfde maand waarin ook Eindeloze vlucht. Het leven van Joseph Roth door Keiron Pim uitkwam, een biografie die veel gebruikmaakt van het boek van Morgenstern. Dat in beide titels het woord ‘vlucht’ voorkomt is niet toevallig.
Roth (1894-1939) werd net geen 45 jaar. In dat korte leven was hij bijna altijd op de vlucht. Hij werd geboren in Brody in het huidige Oekraïne, maar vertrok al jong naar Wenen om er te studeren. Daar leerde hij Morgenstern kennen. Roth maakte zijn studie niet af, vocht in de Eerste Wereldoorlog aan het Oostfront en werd daarna journalist. Dat werk voerde hem onder andere naar Berlijn, maar de stad waar hij zich het meest thuis voelde werd Parijs. Roth ontvluchtte Wenen na het uiteenvallen van het Habsburgse Rijk naar Duitsland en daarna in 1933 dat land, toen Hitler aan de macht kwam. Hij vertrok naar Parijs.
Roth leefde vooral in hotels en café’s. ‘Hij had ‘altijd last van acute dakloosheid’, lezen we. Zijn beste boeken schreef hij met stevige borrels op in horecagelegenheden. Morgenstern schrijft daarover: ‘Roths tafel in de bistro was de zoete inval. Mensen kwamen, gingen zitten en begonnen te praten. Hij legde zijn pen even neer, opende zijn verbaasde ogen en luisterde. Goede en slechte berichten. Op de goede zei hij: “Ongelooflijk!”. Hij greep zijn pen en schreef verder. Op slechte berichten reageerde hij met: “Maar dat is walgelijk!”
Een roman schrijven in de kroeg met drank op en volk dat je steeds aanspreekt. Hoe is het mogelijk? Terugkijkend schrijft Morgenstern: dat kan ‘alleen door je daar steeds meer in jezelf terug te trekken. En daarvoor zorgde de alcohol’. ‘De alcohol spoelde zijn remmingen weg’. Maar ook de voortdurende dakloosheid past daarin: ‘Reizen was zijn tweede manier om zich te bedwelmen. Zo werd de vlucht zijn thuis’.
Assimilatie of niet?
Soma (eigenlijk heette hij Salomo) Morgenstern werd geboren in 1890. Hij was dus iets ouder dan zijn vriend. En hij overleefde hem een aanzienlijke tijd, tot 1976. Ook Morgenstern ontkwam niet aan de vlucht. Eerst uit Duitsland toen de nazi’s de macht grepen en in de Tweede Wereldoorlog toen hij uit een concentratiekamp in Frankrijk ontsnapte en uiteindelijk in Amerika terecht kwam. Morgenstern en Roth waren beiden Joods opgevoed. Dat thema kwam vaak in hun gesprekken terug en dan met name de vraag of je moest kiezen voor het zionisme of voor assimilatie met het land waar je woont. Maar onderwerpen daarnaast betroffen ook vaak de politiek, vooral de Oostenrijkse na het uiteenvallen van het Habsburgse Rijk, en natuurlijk de literatuur en de muziek. Morgenstern schrijft liefdevol over zijn vriend en is vol begrip voor zijn uitspattingen. Uiteindelijk waardeerde hij hem enorm om wie hij was, ook al zoop hij zich te pletter (Morgenstern zelf dronk helemaal niet). Daarom lukte het Zweig ook de twee gebrouilleerden weer bij elkaar te brengen na de diefstal van het personage Christjampoler. Schrijnend is hoe op deze diepe vriendschap een aanslag werd gedaan doordat Morgenstern niet kon meemaken dat zijn vriend de laatste adem uitblies: een pater in het ziekenhuis waarin Roth was opgenomen claimde dat Roth zich had bekeerd tot het katholicisme (wat niet waar was).
Schrijven in oorlogstijd
Morgensterns herinneringen aan Roth zijn pas na zijn dood uitgegeven. Hij had het plan ooit zijn autobiografie te schrijven met daarin veel aandacht voor zijn vrienden, zoals Roth. Hij bleef dat echter maar voor zich uitschuiven. Tot hij rond zijn tachtigste er de kracht niet meer voor had. Hij sorteerde daarom alle fragmenten die hij ooit op papier had gezet en maakte er twee boeken met herinneringen van: één over zijn vriend de componist Alban Berg en één over Joseph Roth. Morgenstern was tot zijn dood echter vrijwel onbekend, schrijft Georg B. Deutsch in zijn nawoord bij de Nederlandse vertaling van
Vlucht en einde van Joseph Roth. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw werd de verzameling ontdekt en werden zijn eigen romans vertaald. Het in de aanhef vermelde Der Sohn des verlorenen Sohnes kwam bijvoorbeeld in 2001 in Nederland uit.
Vlucht en einde van Joseph Roth is een af en toe ontroerend verslag van een vérgaande vriendschap. De beschrijving daarvan is duidelijk de hoofdzaak. Wie verwacht ook veel te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis van Roths belangrijkste romans zal wellicht wat teleurgesteld zijn. Die komt slechts zeer zijdelings ter sprake. Dat wil niet zeggen dat er niet over literatuur wordt gedelibereerd. Het levert beschouwingen op waarop je als lezer wel even op blijft doorkauwen. Zoals deze – in 2022 ineens verrassend actueel geworden zinnen – : ‘Ik heb altijd bewondering gehad voor de zogenoemde scheppende kunstenaars die, ongeacht alle onrust van het moment, hun werk als het belangrijkste ter wereld beschouwden en zich niet lieten storen. Deze bewondering bleef niet helemaal onverdeeld. Als ik bedenk hoe zo’n romanschrijver zit te tobben over de vraag wanneer zijn held een sigaret of een sigaar moet opsteken terwijl in Oekraïne honderdduizenden mensen worden vermoord, mengt zich door mijn bewondering een vleugje minachting voor de scheppers en hun werk’.
Hoe zou Roth, die – zo schrijft Morgenstern – ‘zelfs op zijn sterfbed de pen niet losliet’, daarover gedacht hebben?