Recensie door Rein Swart
Een eerlijk en boeiend boek over een problematische ouder-kind relatie en de verwerking daarvan. Het begrip autobiografisch geheugen neemt een belangrijke plaats in bij het nadenken over wie wij zijn. In het nawoord zegt Solange Leibovici daarover dat de wijze waarop wij onszelf waarnemen berust op de interactie tussen oude ervaringen en nieuwe belevenissen, waarbij de laatste de eerste ook veranderen. We reconstrueren ons verleden op basis van nieuwe gegevens en passen het daarmee steeds aan. Iedere opgeroepen herinnering brengt een verandering in onze visie op ons verleden teweeg.
Vervolgens komt de narratologie in beeld. Volgens de verteltheorie worden betekenissen verleend aan de hand van verhalen die we over onszelf vertellen of die over ons verteld worden. Het leven is geen film die zich voor onze nieuwsgierige ogen ontvouwt, maar eerder een aaneenschakeling van tijdsprongen en ongeordende fragmenten; het lineaire van ons leven is een illusie; mensen, die sterven verdwijnen niet, maar komen in onze verhalen steeds weer terug; het verleden houdt nooit op. Traumatische gebeurtenissen vernietigen de betekenissen en veroorzaken desoriëntatie en dissociatie.
Het boek begint met een schrijnend en zeer overtuigend portret van Rie, de moeder van Solange, in een Amsterdams verzorgingstehuis in 2006. Alle bewoners lijken op elkaar in hun vergeetachtigheid en vastzittende emoties en de deconstructie van de dood door de medici en hun volgers is in volle gang.
Rie kampt daarnaast ook met herinneringen aan een huwelijk met een NSB-er. Die heeft haar min of meer verraden door haar aan het eind van de oorlog naar Duitsland te sturen en zelf in Nederland te blijven. In Duitsland leert Rie de krijgsgevangene Bernard kennen. Hij is Frans en joods. Ze worden op slag verliefd en gaan na de oorlog in Parijs wonen. Rie wordt echter achtervolgd door haar verleden. Ook letterlijk. Een Nederlandse opsporingsambtenaar legt incognito contact met haar in een Parijs café om meer over haar aan de weet te komen.
Na de dood van Bernard gaat Rie met haar dochters Solange en Frederique terug naar Nederland. De dochters dragen de last van het verleden van hun moeder. Solange noemt haar moeder een vrouw met een theatrale persoonlijkheid, maar maakt haar daarmee nog niet zwart. Hun afhankelijkheidsrelatie werkt bij Solange door in haar latere relaties, iets wat ook bij Frederique het geval is, al herkent de laatste zichzelf, in een reactie op het verslag, niet in de beschrijving door haar oudste zus.
Het boek, dat aan Frederique is opgedragen, is een collage van verschillende persoonlijke stijlen en meer algemene geschiedenissen, die naast elkaar bestaan. Met stukken en beetjes krijgen we de geschiedenis over liefde en verraad, zoals de ondertitel luidt, opgediend. Er worden verbindingen gelegd met filosofische en psycho-analytische gezichtspunten zoals die van Lacan over het verlangen en die van Iki Freud over het Electra-complex. Ook verwijst Solange naar de Franse literatuur, zoals over de symbiotische illusie.
Het kampleven wordt beschreven op een indringende manier die me herinnerde aan het boek Ik was een der miljoenen van Johan Wigmans. De kampbewoners vertonen gelijkenis met de ouderen in het verzorgingstehuis in het eerste deel. Hun identiteit is vervaagd door alle ellende en terreur.
Het boek is een whodunnit van een hogere soort. Het leven is, voor degene die er open voor staat, zelf een thriller met vele facetten. Hoe gewenst soms ook, de zaak kan nooit geheel worden gesloten. Indrukwekkend is de eerlijkheid van Solange. Haar onderzoek, dat volgens haar opvattingen ook haar ouders verheft, is een knap staaltje van kwetsbaarheid en intellectuele doordenking. Rest alleen de vraag of haar motivatie niet wordt ingegeven door de nawerking van de symbiotische verhouding met haar moeder. Daarmee is het verhaal dan weer rond. In een niet-eindigende cirkel, dat wel.