Zeebrieven van de Deense Siri Ranva Hjelm Jacobsen is een kleinood van grote waarde. Met een paar pennenstreken wordt een origineel verhaal met een belangrijke boodschap verteld, waarbij de prachtige zwart-witillustraties het verhaal ondersteunen en je onder water laten verdwijnen.
A, de Atlantische Oceaan, is honderdtachtig miljoen jaar oud en M, de Middellandse zee slechts vijf miljoen jaar, een jongeling in A’s ogen. Ze schrijven elkaar brieven over het ontstaan van de wereld. ‘Toen jij de wezentjes bevrijdde van de vorm waarin ze waren geboren – hun de wil gaf om dingen te bezitten […].’ Ze schrijven over hun vergankelijkheid. ‘Ooit was ik weelderig en gracieus als zijde.’ En onderwerpen als vervuiling komen aan bod: ‘Ik ben mezelf niet meer. Ze vullen me iedere dag met wezenloze, onbekende materie, ze proppen het in me.’
M schrijft aan A over boten vol migranten: ‘Voorheen was het niet zo erg, maar nu klimmen de wezentjes continu over mij heen in hun hulzen, met veel te veel in zo’n huls.’ En het gaat ook over klimaatverandering. ‘Ik zweet, voel me opgeblazen.’
Een groter plan
A is duidelijk de oude wijze, die zich niet meer zo druk maakt over alle ellende om zich heen. Dat M dat nog wel doet, zorgt voor een mooi contrast en het is tegelijkertijd een goede manier om informatie te geven. Over het verleden, over Icarus en zijn vader Daedalus; de problematiek van nu komt aan bod en in bedekte bewoordingen schrijven zee en oceaan ook over de toekomst. Want in de brieven staan vage verwijzingen naar een groter plan dat de wereldzeeën aan het smeden zijn. Het is aan de lezer om te bedenken wat dat plan kan zijn. Dat maakt Zeebrieven verontrustend, beklemmend en ondanks de poëtische en sprookjesachtige taal zeer geloofwaardig.
Je leest het boek in een uur uit, om er meteen opnieuw in te beginnen. Herlezing betekent een diepere duik in beide zeeën en een beter begrip van wat er tussen de regels staat.