Simone de Beauvoir (1908 – 1986) heeft haar novelle De onafscheidelijken nooit willen publiceren. Ze schreef het in 1954 vlak na één van haar beste boeken: De mandarijnen. Daarmee won ze de Prix Goncourt, tegelijkertijd liet ze De onafscheidelijken stilletjes in een la verdwijnen. Nu is het zeventig jaar later door inspanningen van haar aangenomen dochter Sylvie Le Bon de Beauvoir toch verschenen. Postuum. Waardoor je als lezer meteen voor de vraag wordt gesteld of De Beauvoir met deze uitgave gelukkig zou zijn geweest.
Aantrekkingskracht
De onafscheidelijken gaat over een intense vriendschap tussen Sylvie Lepage, het alter ego van De Beauvoir, en Andrée Gallard, voor wie Élizabeth ‘Zaza’ Lacoin model stond. Kenners van De Beauvoir herkennen de vriendschap uit Een welopgevoed meisje (1958). Om het autobiografisch gehalte van De onafscheidelijken te onderstrepen staan Simone en Élizabeth zelf op het omslag afgebeeld en zijn aan het eind enkele brieven van Simone en Zaza opgenomen en een handvol foto’s.
Ze leren elkaar kennen bij aanvang van een nieuw schooljaar. Allebei negen jaar oud, godvruchtig en hoogbegaafd. Buiten de veilige muren van het schoolgebouw woedt de Eerste Wereldoorlog. Sylvie bewondert dit meisje dat zo zelfverzekerd leerkrachten antwoordt. Andrée heeft een leerachterstand opgelopen door een ongeluk – de brandwonden zijn nog zichtbaar – en ze vraagt Sylvies schriften te leen: een vriendschap begint. We volgen de twee meisjes naar de middelbare school, de eindexamens en de aanvang van het studentenleven aan de Sorbonne. Het is een vriendschap die tegen liefde aanleunt. Sylvie spreekt zich daarover ook uit: ‘U hebt het nooit geweten, maar vanaf de dag waarop ik u leerde kennen, bent u alles voor mij geweest (…). Ik had besloten dat als u zou sterven, ik ook meteen zou sterven.’ Verbouwereerd luistert Andrée naar deze bekentenis. Vriendinnen die elkaar met u aanspreken, het hoort bij een voorbije tijd. Ook dat aan Sylvies liefde voor Andrée verder geen woorden vuil worden gemaakt, hoort wellicht bij een boek uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Is er erotiek, of is de aantrekkingskracht uitsluitend geestelijk? In een hedendaagse roman zou Sylvie met één zo’n zin niet wegkomen.
Zorg
Er verschuift in deze vriendschap ook iets. De tomeloze bewondering van Sylvie voor het vrije gedrag van Andrée verandert in zorg als ze steeds meer doorkrijgt dat haar vriendin speelbal is van haar moeder en zich steeds meer conformeert aan de eisen die haar familie, haar sociale achtergrond en religieuze overtuiging stellen. De jongens waarop Andrée verliefd wordt, passen niet in het ideaalplaatje dat vader en moeder Gallard voor ogen hebben. Dat geldt ook voor Pascal, een medestudent waarvoor de filosoof Maurice Merleau-Ponty model stond. Het kan niet anders of deze liefde eindigt dramatisch. Andrée sterft jong. Bij haar graf zegt haar vader: ‘Wij zijn slechts instrumenten in Gods handen geweest.’
Doorgeven van de rekening
De onafscheidelijken mist spanning, het is te vlak en te weinig uitgewerkt om echt indruk te kunnen maken. Dan helpt het om meer context bij het verhaal te betrekken. De nawoorden van Sylvie Le Bon de Beauvoir (de overeenkomst met de naam van het hoofdpersonage blijft frappant) en van Bregje Hofstede tillen het boek op een hoger plan. Beide cirkelen om het centrale idee van Simone de Beauvoir: On ne naît pas femme, on le devient. Het leven van haar vriendin is voor De Beauvoir het verdrietige voorbeeld van hoe traditie, geloof en maatschappelijke context beperkend zijn voor vrouwen. De moeder lijkt in de novelle de kwade genius achter het mislukte leven van Andrée, maar ook zij is in haar jeugd geconfronteerd met de verwachtingen die voor haar sekse golden: een goed huwelijk, moederschap, dienstbaar en ondergeschikt zijn. De rekening van haar eigen gefnuikte ambities komt ook bij haar dochter terecht en je hoeft geen profeet te zijn om te raden dat een volgende generatie het risico loopt dezelfde rekening gepresenteerd te krijgen. Le Bon de Beauvoir zegt dan ook met de gloed van activisme dat er voor Simone geen groter schandaal bestond dan dat een individualiseringsproces in de kiem gesmoord wordt, dat is ‘een aanslag op het mens-zijn’. Om vervolgens André Gides oproep ‘Heb lief wat je nooit twee keer zult zien’ te beamen. Van jou bestaat er maar een, je bent onvervangbaar.
Al is de context er een van vervlogen tijden – wie discussieert er met vrienden nog over het Jansenisme? -, de boodschap van De Beauvoir is opmerkelijk actueel. Zaza werd slachtoffer van de tijd (de eerste helft van de twintigste eeuw) en het milieu waarin zij werd geboren. Met De onafscheidelijken kan De Beauvoir ook nu vrouwen inspireren, maar ook mensen van kleur, LHBTIQ+ of die witte heterojongen uit een arbeidersmilieu. Zo sluit haar visie verrassend genoeg aan bij een recente stroom aan boeken en documentaires die illustreren hoe ongelijkheid tussen mensen ontstaat en blijft bestaan, en hoe lastig die te doorbreken is. De onafscheidelijken mag dan als boek wat mager zijn, het bevestigt wel dat het gedachtegoed van De Beauvoir in deze tijd nog steeds relevant is. Het kan lezers bovendien op het spoor zetten van haar filosofische werk. Of ze daar gelukkig mee zou zijn, is dan geen vraag meer.