De verre voortijd, de elfde roman van Sebastian Barry (1955), leest als een romantisch schilderij. Geen romantiek met rozen en harten, maar romantiek als in het schilderwerk van Turner en tijdgenoten: veel, zwierig, onheilspellend, kleurig, mysterieus. Er zijn veel details, het zit vol emotie, het is overweldigend, het is een indrukwekkende prestatie en soms is het een beetje veel. Kent u het schilderij van de Friedrich Wandelaar boven de nevelen? Op dat schilderij zien we een man op de rug in een deftige jas die vanaf een rots over zee uitkijkt. De zee is woest en mysterieus, er hangt onheil hangt in de lucht. Dat is het gevoel dat Barry met De verre voortijd weet te geven door beschrijvingen als: ‘Tussen de ophaalplek en de parkeerplaats liet de zon alles weer een dag in de steek, de zee ging op zwart en de eilanden gingen op een nog dieper zwart, zwarter dan zwart, en de hemel oogde geschokt en leeg, alsof hij er niet echt op vertrouwde dat de maan straks opkwam en zijn sterrenlegertje zou komen aanstormen als pelgrims tijdens een hadj.’
Barry, naast auteur ook dichter en toneelschrijver, heeft voor zijn romans verschillende prijzen gewonnen en is de eerste auteur van wie twee romans (De geheime schrift uit 2008 en Dagen zonder eind uit 2017) Costa Book of the Year zijn geworden. Ook is Barry twee maal genomineerd voor de Man Booker Prize.
Heropende zaak
De verre voortijd speelt in Ierland en gaat over een gepensioneerde politierechercheur, Tom Kettle. Hij is weduwnaar en woont in een kasteel in Dalkey, een wijk aan de kust van Dublin waar hij als einzelgänger leeft. Door zijn ex-collega’s wordt hij benaderd om te helpen bij een cold case. De zaak gaat over de moord op een priester waarbij Tom in de jaren ’70 als rechercheur was betrokken. Zijn collega’s hebben de zaak heropend omdat ze met een dossier bezig zijn over een collega-priester die jonge kinderen in een weeshuis seksueel heeft misbruikt. Ze hebben Toms ervaring nodig om meer bewijs tegen de priester te verzamelen. Ook als Toms buurvrouw hoort dat hij rechercheur is geweest, vraagt ze hem om hulp. Ze heeft te maken met een agressieve ex-man met wie ze problemen heeft over het gezag van hun kind. Hij besluit haar te helpen ondanks hun minimale contact. Aan het eind van de roman is de cold case opgelost en heeft Tom zijn buurvrouw geholpen en is duidelijk wat er is gebeurd, waarom het heel zwaar is voor Tom en waarom hij zo intens betrokken raakte bij deze zaak.
Wie denkt dat we hier met een klassieke thriller te maken hebben, heeft het mis: de roman bevat alle ingrediënten van een ‘whodunit’, maar de stijl en sfeer is anders, literairder, mysterieuzer. De roman gaat over emotie, trauma, filosofie, leven en dood. Existentiële vragen – Wat is ons doel op aarde? Wat is waarheid? Wat is de dood? – worden niet geschuwd. De cold case dient slechts als kader waarin deze thema’s worden behandeld. Bovendien duurt het maar liefst tot pagina 121 voordat Tom echt bij de zaak wordt betrokken. De pagina’s daarvoor geven een beeld van zijn persoon, zijn manier van denken en handelen, zijn werk, zijn leven en vooral van zijn nostalgische gedachten en herinneringen uit de tijd met zijn gezin.
Vreemde trekken
De verre voortijd is een veelomvattende roman waarin grote thema’s aan de orde komen als religie, moord en zelfmoord, (seksueel) misbruik, kolonialisme en onderdrukking, drank- en drugsgebruik, depressies en trauma’s. Dat alles tegen een sombere, verstikkende Ierse achtergrond door de ogen van een getraumatiseerde, depressieve oud-rechercheur. Toms jeugd in een weeshuis en slechte ervaringen in het leger hebben hem getekend voor het leven. Ook zijn vrouw June is beschadigd door het weeshuis waar zij is opgegroeid, wat zelfs uiteindelijk tot haar dood heeft geleid en veel impact heeft gehad op het leven van hun kinderen. Het is onmogelijk om niet met Tom mee te voelen na alle ellende die hij heeft meegemaakt. Passages als ‘[Tom gaat] soms met bus 8 naar de stad, zijn eenzaamheid achterlatend, op zoek naar het volle leven, naar genezing zelfs’, komen binnen. Aan het einde van de roman, als de cold case zaak is opgelost, blijft de lezer achter met een gevoel van leegte en begrip.
Toch heeft Tom ook een aantal vreemde trekken, waardoor hij niet erg sympathiek overkomt. De eerste maanden in zijn nieuwe woning in Dalkey heeft hij geen woord met zijn buren gewisseld en weet hij zelfs niet wie ze zijn. Als zijn collega’s aan de deur komen, wil Tom ze het liefst wegsturen. En dan is er nog zijn vreemde liefde voor zijn vrouw June, die in eerste instantie prachtig en liefdevol lijkt, maar zich ontwikkelt heeft tot een vreemde obsessie of verafgoding van ‘de enige ziel om wie hij gaf: (…), en haar kussenachtige borst, o, wat was ze warm, ja, een kachel, die krankzinnige schoonheid, het woeste genieten, beter dan welke kermisattractie dan ook, beter zelfs dan elk uitzicht op verlaten zee, die volmaakte vrouw, zijn ideaal, ondanks alle ruzies en tumult en woordenwisselingen, de schoonheid waaraan hij alle andere schoonheden afmat, zijn maatstaf, zijn sjabloon, de eeuwigdurende stralendheid van June’.
Onbetrouwbare verteller
De roman is geschreven vanuit het perspectief van Tom, de lezer zit in zijn hoofd. Hij presenteert zichzelf meermaals als onbetrouwbare verteller. Zo zegt hij een aantal keren dat hij iets is vergeten of niet meer weet, dat hij zich heeft vergist en verward is, wat volgens hem te wijten is aan zijn leeftijd. Hij trekt de waarheid ook meermaals in twijfel ‘Hem was gevraagd in zijn geheugen te graven, alsof een mens dat werkelijk zou kunnen’. Hierdoor dwingt de auteur de lezer om na te denken over het begrip waarheid: bestaat er iets als één waarheid? Ook verwisselt Tom soms fantasie met werkelijkheid en denkt hij dat hij misschien een beroerte heeft gehad. Zinnen als ‘hij vond dat hij moest geloven, zichzelf moest geloven’ in combinatie met existentiële vragen als ‘Wie was hij überhaupt, hij wist het niet. Heette hij eigenlijk wel Kettle? Was dat überhaupt een naam?’, dagen uit om zelf na te denken en niet alles van deze (onbetrouwbare) verteller aan te nemen.
Het literaire en zwierige taalgebruik in De verre voortijd kan niet onbenoemd blijven. Alleen al de titel: een verromantisering van het woord ‘het verleden’. Barry’s stijl is uitzonderlijk en theatraal: een aaneenschakeling van gedachten, associaties en beeldspraak, met een rijkdom aan woordgebruik. Zo schrijft hij: ‘De stad lag onder een enorme donkere wolkenbuik, als een kind dat zijn boek onder de dekens las, alleen had de stad erg slecht leeslicht’. Complimenten aan de vertaler Jan Willem Reitsma zijn zeker op zijn plaats, die niet alleen de moeilijke taak had om al deze woordkunsten te vertalen, maar ook de sfeer van de roman wist over te brengen en Barry’s cynische humor te behouden, ‘het was officieel zomer, dus de inwoners van Dalkey deden hun jaarlijkse poging daarin te geloven, en zoals gewoonlijk solde het weer met hun geloof’. Barry’s bijzondere stijl zorgt ervoor dat sommige passages vragen om herlezing om zijn woorden nog eens goed te ‘proeven’ en te laten doordringen. Want hoewel de romantische ‘woordenzee’ soms erg woest is en de beeldenlucht erg dreigend, is De Verre Voortijd een unieke en interessante roman die de lezer bij zal blijven en aan het denken zet.