De zussen Olivier groeiden op in een bevoorrechte atmosfeer gevormd door de idealen van het vooruitstrevende milieu van hun ouders. Deze vier bijzondere vrouwen hebben zich altijd verzet tegen de gangbare moraal van de Victoriaanse tijd maar vooral tegen interpretatie van een vrij leven. Historicus Sarah Watling heeft in de biografie Nobele Wilden zeven episodes uit het leven van de zussen geselecteerd om nieuw licht te werpen op deze vrouwen. Tussen twee wereldoorlogen in en ondanks de maatschappelijke beperkingen probeerden zij te leven naar hun eigen richtlijnen.
Watling schrijft in Nobele wilden over het avontuurlijke leven van de Oliviers rond wie de jeugdige idealen van een generatie samenkwamen. Tegelijk is het een portret van een halve eeuw feminisme en sociale strijd in het Victoriaanse Engeland. Daphne, Noel, Brynhild en Margery kregen een vrije opvoeding en kwamen al jong in aanraking met de schrijvers en denkers die zich verzamelden rond hun ouders. De zussen voerden toneelstukken op voor George Bernard Shaw en waren toehoorders bij de salondiscussies die thuis gevoerd werden. Hun speelkameraadje Bunny omschreef hen in die tijd als onafscheidelijk maar vooral ongrijpbaar. Ze klommen in bomen, bouwden boomhutten en kregen thuisonderwijs. Opvallend is de grote verscheidenheid aan meningen die ze oproepen, die uiteenloopt van walging tot bewondering.
Drie van de vier zussen gingen studeren, wat uitzonderlijk was voor een tijd waarin het voor meisjes gevaarlijk werd geacht om te studeren, dit zou de ontwikkeling van hun voortplantingsorganen remmen. Centraal in hun adolescentie stond de groep jonge mensen rondom dichter Rupert Brooke, die later bekend zouden staan als de Neo-Pagans. Brooke had een korte verhouding met Noel. De Oliviers werden echter vooral aangetrokken door de idealen van de groep; het buiten kamperen, voorlezen uit poëzie en naakt zwemmen in de rivier. Volgens Watling ‘belichaamden de Oliviers het ideaal van de Neo-Pagans.’ Zij vormden de spil van de groep, vooral Brynhild die zich opwierp als organisator en later de verbindende factor vormde met de Bloomsburygroep.
Onconventioneel
De zorgeloze tijd van de Neo-Pagans werd een troostende herinnering en een baken waar ze later altijd naar terug zouden keren. In een poging om zich af te zetten tegen de vorige generatie streefden de Neo-Pagans naar een geïdealiseerde wereld van onschuld. Er werd gedebatteerd, net als aan de universiteit, en er ontstonden romances binnen de groep. In de verhoudingen die de Oliviers aan gingen lag het vaak ingewikkelder. Alle vier hadden ze moeite zich te schikken in de bestaande man-vrouw verhoudingen van die tijd. Ze moesten vaak kiezen tussen de liefde en zelfontplooiing, zoals Margery die eerst haar studie af wilde maken voor ze trouwde. Verschillende mensen in haar omgeving vonden het vreemd dat ze op haar zesentwintigste nog maagd was. Zo schreef Jacques Raverat in een brief aan haar: ‘Jij moet trouwen en een hele reeks kinderen baren, en ik heb een hele hoop werk te doen.’ Trouwen is er bij Margery nooit van gekomen.
Aan de universiteit raakten de zussen bekend met de strikte sociale normen voor vrouwen. Vooral Noel die koos voor een carrière als arts had het lastig met het vinden van een baan en met de acceptatie van haar autoriteit. De zussen waren politiek geëngageerd en betrokken bij het nadenken over de emancipatie en rol van de vrouw. Ze waren gewend om te discussiëren met gelijken en lieten zich niets vertellen. Ook op cultureel gebied waren ze actief. Ze lazen nieuwe dichters en schrijvers en gingen naar exposities van de impressionisten. Ieder op haar eigen manier verzetten ze zich tegen het vaste beeld van vrouwen en durfden daarin onconventionele keuzes te maken. Brynhild liet zich bijvoorbeeld scheiden van haar man en koos voor haar minnaar, wat een klein schandaal veroorzaakte. Noel raakte als kinderarts betrokken bij de verbetering van de zorg voor moeders en Daphne streefde naar vernieuwing van het onderwijs in navolging van de ideeën van Steiner.
De vrouw als voetnoot
Van de puurheid en onschuld die zo geïdealiseerd werden in hun jeugd bleef weinig meer over toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Deze betekende voor de zussen een ruw ontwaken. Kennissen en vrienden van de Oliviers vertrokken naar de verre oorlog. Rupert liep in Egypte een infectieziekte op, overleed en werd postuum tot held en martelaar van de natie verheven, een sentiment waar Noel met haar gebroken hart weinig troost in zag. Het is in die tijd dat ze als daad van verzet besluit haar eigen beeld van Rupert en zijn brieven aan haar privé te houden. In de oorlog sneuvelden veel van de pacifistische idealen van de Neo-Pagans. Dit betekende het definitieve einde van een tijd van zorgeloos optimisme en de utopie van Brooke. Alle zussen, behalve Margery, hadden inmiddels kinderen en de focus werd verlegd naar het gezin. Zo groeiden de zussen meer uit elkaar, al bleven ze intensief contact houden.
Na de dood van Rupert Brooke begon de strijd om zijn nalatenschap. De populariteit van zijn verhaal uitte zich in een groot aantal biografieën. In de meeste hiervan is Noel niet meer dan een voetnoot. Watling begint haar boek dan ook met de exemplarische scène van een oude Noel die halsstarrig details weigert aan de laatste biograaf die met het verhaal van Brooke aan komt zetten. ‘Alle interessante vrouwen hebben geheimen’, schrijft Watling en dit ging ook op voor de Oliviers. Daar komt nog eens bij dat geschiedenis doorgaans niet geschreven wordt over vrouwen. Zij spelen meestal een bijrol, zoals Noel in de biografie van Brooke. In die zin voegt de bijdrage van Watling veel toe. In de epiloog schrijft ze over het belang van ‘een afzonderlijke twintigste-eeuwse vrouwengeschiedenis.’ Door het verhaal van de Oliviers te vertellen draagt zij bij aan die erfenis.
Wie is wie van het culturele leven
De zeven episodes die Watling heeft uitgekozen bieden een gevarieerd en interessant beeld van de levens van de Oliviers en hun omgeving. Omdat zij geen publiek bestaan leidden was er niet veel over hen bekend. Daarom put Watling vooral uit privé correspondentie en dagboeken. Ze geeft wel toe dat ze zich daarbij enige vrijheden heeft gepermitteerd waarmee ze leemtes zelf opvult. Hierbij leeft ze zich zo goed mogelijk in haar onderwerp in. De strijd van Noel met de biograaf staat gelijk symbool voor de onvolkomenheden van het maken van een biografie. Watling citeert hier Virginia Woolf die schrijft dat ‘… als je eenmaal in een biografie staat alles toch anders is’.
De Oliviers waren vaste gezichten in de literaire cirkel rond Virginia en Leonard Woolf en Lytton Strachey. Ze kwamen in aanraking met C.S. Lewis, H.G. Wells en andere vooraanstaande figuren. Hierdoor wordt het boek een soort wie is wie van het culturele leven in Victoriaans Engeland. Hoewel dit interessant is, leidt het soms enigszins af van het echte onderwerp, de Oliviers. Het is duidelijk dat Watling schrijft vanuit bewondering voor de Oliviers. Ze heeft enorm veel onderzoek verricht in de archieven en haar enthousiasme werkt aanstekelijk. In dat enthousiasme stopt ze vele details in het boek dat ondanks deze hoge dichtheid van feiten soepel leest. Ze voorziet alles van een maatschappelijke context en verdeelt haar aandacht gelijk over de zussen.
Watling haalt de Oliviers uit de schaduw van Brooke. Het levert een interessant stukje onderbelichte geschiedenis op. Met in de hoofdrol een verhaal over zusterschap en de band tussen vier bijzondere, geëmancipeerde vrouwen met een sterke eigen wil. Door het geduldige werk van Watling worden de Oliviers iets dichterbij gebracht. Deze vrouwen waren hun tijd ver vooruit in meerdere opzichten en zouden zelfs rolmodellen of vroege feministes genoemd kunnen worden.