Het zal je maar gebeuren, je bevalt van een tweeling en de volgende dag zie je in de spiegel dat de linkerkant van je gezicht is verlamd. Het overkwam Sarah Ruhl, de in Amerika bekende New Yorkse theaterregisseur en toneelschrijver. Ze kreeg de diagnose aangezichtsverlamming van Bell, een aandoening die vaker na een bevalling optreedt en meestal weer wegtrekt. Echter niet bij Sarah Ruhl. Ze deed er tien jaar over om te accepteren dat ze verder zonder spontane glimlach door het leven moest.
In dit egodocument beschrijft ze met veel humor, maar ook met woede en frustratie over het belang van de glimlach, een lichaamstaal die essentieel is om je emoties te tonen en om contact te maken. ‘Soms is vreugde de bron van de glimlach, maar soms is de glimlach de bron van vreugde.’ Aldus Thich Nhat Hanh, die ze samen met veel andere filosofen citeert.
Nooit meer op de foto
Tegen de achtergrond van haar moederschap, ze heeft een dochtertje en de tweeling, gaat ze verbeten op zoek naar genezing, een lange weg langs het medische circuit. Het allopathische, waar ze goede en slechte neurologen en artsen met grensoverschrijdend gedrag ontmoet. De alternatieve geneeswijze is meer haar ding, ze gaat naar acupuncturisten, chiropractors en fysiotherapeuten. Ze wíl weer kunnen glimlachen naar haar kinderen, want de glimlach van een moeder naar haar kinderen is hun eerste spiegel.
Haar hele leven komt voorbij. Ze schrijft over haar eigen rol als kind, dochter van een vader die te vroeg overleed en een moeder die actrice was. Ze heeft een oudere zus en put uit soms hilarische herinneringen. Ze haalt gesprekken met vrienden en haar sociale leven aan, wat van deze memoires levendig en boeiend leesvoer maakt. Ze heeft het over haar werk in het theater. Een van haar toneelstukken speelt net op Broadway en ze is genomineerd voor een Tony award. Ze moet met een glimlach op de foto, wat een drama is, en ze besluit nooit meer op de foto te gaan.
Rode draad
Ruhl schrijft met vaart en zelfspot en haalt tal van citaten uit de literatuur aan die op haar situatie slaan en achterin het boek worden verantwoord. De rode draad is altijd haar gezichtsverlamming. Haar onzekerheid, frustratie en teleurstelling zijn voelbaar aanwezig, wat het verhaal soms vertraagt, maar ze is bijzonder eerlijk en openhartig en gaandeweg, tien jaar verder, is ze geheeld en bewust geworden van wie ze eigenlijk is en in staat om haar situatie te accepteren.
In Glimlach leert Sarah Ruhl ook omgaan met een chronische ziekte. Tijdens haar vele doktersbezoeken wordt ontdekt dat ze coeliakie heeft, met alle nare gevolgen vandien. ‘Als kind was ik veel ziek. Ik miste waarschijnlijk elk jaar wel twee maanden school door ziekte. De diagnose van coeliaki verklaarde dat, en het verklaart ook waarom ik altijd zo ver achterlag op de groeicurve.[…] Nu wist ik dat ik te weinig voedingsstoffen binnenkreeg, het eten ging eigenlijk gewoon door me heen, …’ Coeliakie is een glutenallergie, die de groei remt door vitaminegebrek, het is een erfelijk overdraagbare auto-immuunziekte. Na testen blijkt haar oudste dochtertje het ook te hebben en waarschijnlijk had haar vader, die stierf aan kanker, het ook.
Mijn gezicht als gezicht
Glimlach is zowel grappig als aandoenlijk, maar vooral is het een belangrijk boek voor vrouwen die worstelen met zwangerschapscholestase, coeliaki, postnatale depressie, of een niet-herstellende aangezichtsverlamming van Bell. Ruhls verhaal opent de ogen van de lezer over het belang van de zeggingskracht van de glimlach. ‘Als het gezicht een masker is, verstopt de ziel zich of hij verblijft elders. Ik probeer mijn ziel weer te verwelkomen in mijn gezicht. Hoeveel procent herstel heb ik nodig om mijn gezicht weer als gezicht te accepteren? Vreugde is een diep gewortelde emotie. Het is drijven op een stromende rivier. Het is kijken naar een acrobaat die door de lucht vliegt, en lachen als een reactie. Het is niet in de spiegel kijken.’
Ze stelt dat de glimlach voor een vrouw onontbeerlijk is om geaccepteerd te worden door haar kinderen, collegae, in de trein, overal. Een man is veel minder afhankelijk van zijn glimlach om iets voor elkaar te krijgen. ‘Een mooie glimlach is niets anders dan een flits, een openbaring, van symmetrie. De lippen zijn gordijnen die een kort moment opengaan en tanden onthullen. Zonder symmetrie is een glimlach een grijns, een spiertrekking, een grimas.’
Tussen alle boeken over leven met een chronische ziekte of lichamelijk ongemak is dit een bijzonder boek. Ruhl klaagt niet, maar zoekt actief naar een oplossing om met haar ongemak om te gaan. Ze stelt belangrijke vragen over allopathische versus alternatieve geneeskunde, scheiding tussen geest en lichaam, moederschap en vrouwzijn en het belang van plezier in wat je doet. En uiteindelijk gaat het om de aanhoudster die wint.