De Kust – drie eilanden bij Virginia. De kust – dertien verhalen die kunstig tot een roman zijn samengesmeed. Het ene eiland is klein, het andere wat groter. Het ene hoofdstuk kort (zo’n acht pagina’s), het andere langer (ruim twintig pagina’s).
Het huis waar de ik-persoon uit het eerste verhaal woont, is ook klein: ‘een kamer beneden en twee kamers boven, allebei met een veranda, en volgens de telefoonmaatschappij en het elektriciteitsbedrijf en de belastingen bestaat het niet.’ Van de winkel waar de dorpsbewoners hun inkopen doen, wordt eveneens vermeld dat deze klein is en de schappen er dicht op elkaar staan.
Ook wat de andere personages betreft bestaat er een verschil tussen kleine, onschuldige kinderen en bijvoorbeeld een volwassen man met kleurloos haar dat steekt ‘uit de gaten van een John Deere pet en een T-shirt vol zwarte vegen autosmeer’, een man die kleine meisjes verkracht. Of een vader aan de drugs die zijn dochters mishandelt. En als dat eenmaal is gebeurd, zijn kinderen tot alles in staat …
Kleine kinderen
In enkele verhalen spelen kleine kinderen dat ze groot zijn. Onbeholpen als ze zijn. Als een oefening voor later. Maar een meisje wacht niet op een jongen totdat hij met haar wil trouwen; ze huwt een ander. En wordt mishandeld, terwijl de speelkameraad van vroeger niets onderneemt. Nog niet.
De kinderkamer is altijd plezieriger dan de keuken wanneer vader daar vertoeft. Dat was in 1876 zo (het verst terug in de tijd) en dat is in 2143 (het verst vooruit in de roman) nog steeds zo. Of het meisje nu blank is of halfbloed, knap of lelijk, een echte of een bastaarddochter.
En behalve echte kinderen en stiefkinderen zijn er ook oppaskinderen. En behalve slechte mannen zijn er ook slechte vrouwen die bijvoorbeeld dealen. Allemaal hebben ze hun eigen, totaal verschillende en raak getroffen taalgebruik.
Sfeer
De overeenkomst tussen de verhalen die samen de roman vormen, ligt niet alleen in de verschillende eilanden die samen de Kust vormen, en ook niet primair in de familie die wordt gevolgd van 1876 tot 2143 – en waarvan voorin het boek de stamboom wordt weergegeven –, maar vooral in sfeertekeningen. Je ziet als lezer de Victoriaanse huizen voor je, je ruikt ze zelfs. Je ziet de personages op de karakteristieke veranda’s zitten, zoals Medora met een pijp waarvan de tabak zowel haar lichamelijke als geestelijke pijn verdrijft. Je ziet de Kust voor je, waarvan het land zo plat is als een pannenkoek. ‘Er zijn maïsvelden en af en toe een huis, een eindje van de weg af, met een paar bomen eromheen, of een paar grafzerken, verweerd en verbleekt als een oud kunstgebit dat te lang op de vensterbank heeft gelegen.’
Alles bij elkaar is dit een boek van een onvoorstelbaar hoge kwaliteit. Zeker als je weet dat het om een debuut gaat van een in 1988 in Virginia geboren schrijfster, die momenteel in Groot-Brittannië promotieonderzoek doet. Inmiddels is haar debuut genomineerd voor de Baileys Prize, de Guardian First Book Award en de Young Writer of the Year Award. Het is ook nog eens mooi vertaald, al komt een alinea als deze qua afwijkend woordgebruik wat vreemd over: hij ‘liep schuins de heuvel op (…). Achter een bosje bijzonder dicht kreupelhout bleef ze staan wachten tot hij haar weer had bijgehaald.’ Maar dit doet verder niets aan de kwaliteit van de roman af. Een boek om langzaam te lezen, verhaal voor verhaal.