Nu is er dan toch een bloemlezing verschenen van de gedichten van Louis Lehmann (1920-2012) ondanks zijn uitdrukkelijke gebod ‘Gij zult niet bloemlezen!’ De samensteller ervan, Erik Bindervoet, heeft deze markante uitspraak zelfs als titel gekozen voor zijn keuze uit de poëzie van Lehmann. Hoewel hij hiermee lijnrecht tegen de wens van de dichter lijkt in te druisen, is het minder oneerbiedig dan het lijkt; Lehmann zelf wenste immers als dichter ook niet de gebaande paden te bewandelen en ging vaak dwars in tegen de heersende opvattingen over wat poëzie zou moeten zijn. Wel is het vreemd dat een kleurenfoto van de samensteller op de binnenkant van de kaft te zien is, waar Lehmann zelf het met een zwart-wit foto op de achterflap moet doen. Andersom zou meer voor de hand hebben gelegen. Maar Lehmann hield er niet van om zichzelf op de voorgrond te plaatsen, dus is het bij nader inzien misschien bewust zo ingedeeld met het oog op de dichter.
Bindervoet heeft de gedichten uit het oeuvre van Lehmann uitgekozen ‘als een gemiddeld onbevangen lezer’, zoals hij zegt in zijn verantwoording. Hij heeft zelf de illustraties verzorgd, gebaseerd op foto’s en tekeningen van Lehmann en een nawoord in dichtvorm geschreven, dat een ode aan Lehmann wijdt. De afdelingen in de bloemlezing zijn door Bindervoet gekozen uit onderwerpen die een rol gespeeld hebben in het leven van Lehmann, zoals bijvoorbeeld Steden, Varen en Reizen, (omdat Lehmann naast dichter ook scheepsarcheoloog was), Muziek, (omdat Lehmann ook vertaler en componist was), Paren en De Leeftijd en zo. De indeling is van Bindervoet, die naar eigen inzicht de gedichten onderbracht onder zijn zelfgekozen thema’s en daarmee de veelzijdigheid van Lehmann uitdrukte.
Wars van pretenties
De eigengereidheid van Bindervoet als samensteller wordt overtroffen door die van Lehmann als dichter. De gedichten zijn beurtelings absurdistisch, surrealistisch, humoristisch, nonsensicaal, ironisch en romantisch. Ook de vormen waarin Lehmann zijn gedichten goot, laten een grote variëteit zien: er zijn sonnetten bij, aforismen, vrije verzen en klassieke. Door zijn geheel eigen stijl is het moeilijk om de dichter onder te brengen bij een bestaande stroming. In de tijd waarin de Vijftigers opgang maakten en het atonale gedicht de meeste aandacht kreeg, bleef Lehmann volstrekt zijn eigen gang gaan, wars van pretenties en zelfverheffing.
De gedichten zijn over het algemeen niet lang. Een uitzondering is het gedicht dat door Bindervoet in de afdeling Vroege jaren werd gezet, ‘Enfance’, waarvan Lehmann ooit gezegd heeft in een interview met Arjen Peters voor de Volkskrant dat hij nog steeds niet wist hoe hij een volwassene moest spelen:
Een kind te zijn is triest zijn en ontgoocheld.
Wanneer wij ons vervelen,
zegt men dat wij moeten spelen
en wij weten niet wat spelen is.
Als de padvindersfluit,
waarvan gezegd is,
dat hij echt is,
die is beloofd en daarom gevraagd,
eindelijk is gegeven,
wordt hij afgenomen
om het geluid.
Wij weten ook wel dat het maar één toon is,
zo hard, zo koud,
door geen manier van blazen te vermurwen.
Maar wij zoeken muziek
en blazen, hoewel het haast pijn doet.
Wij wachten tegen beter weten
op een melodie, die komen moet,
zo maar vanzelf
licht en zwevend.
Een ontroerend en serieus gedicht, waarin kinderen centraal staan en er vanuit hun optiek gesproken wordt alsof de dichter nog steeds een van hen is. De laatste, prachtige strofe geldt overigens niet alleen voor kinderen. De beeldspraak is treffend, de metafoor is schijnbaar vanzelf ontstaan. Veel gedichten gaan over de dichter zelf, als kind maar ook later als volwassene. Zijn liefde voor muziek komt onder meer tot uiting in het korte gedichtje over vier componisten, wier werk hij met een enkel woord weet te karakteriseren:
Repertoire
Rinkepink Mozart
woemwoem Wagner
rrrrrrrrrrrrrr Liszt
en elke dag J.S. Bach
de trappenloper met tien benen.
Wie de muziek van deze componisten kent, zal moeten beamen hoe goed Lehmann de kenmerken ervan heeft samengebald. Speels en spitsvondig zijn de adjectieven die bij Lehmann zelf horen. Ironie, zelfspot en understatement en een droge humor zijn in vrijwel alle gedichten terug te vinden. De nonsensgedichten zullen niet iedereen aanspreken, zoals bijvoorbeeld het ‘Volmaakt Sonnet’ waarin met allerlei zelfbedachte woorden streng de hand wordt gehouden aan de regels van het klassieke sonnet. Vestdijk deed dat kunstje ook met zijn ‘Marche funèbre’, net als Jan Hanlo met zijn ‘Oote oote boe’ en in elke bundel van nonsenspoëzie is er wel een voorbeeld van te vinden. Bewonderenswaardig is het zeker, maar toch niet meer dan een spel dat gauw vergeten wordt.
Veelzijdige bundel
Door de enorme variëteit is er in deze bundel voor iedereen wat van zijn gading te vinden, zoals het ook hoort in een bloemlezing. Bindervoet heeft serieuze en luchtige, absurdistische gedichten dooreen bij elkaar gezet, zoals hij in zijn inleiding aangaf, en opgenomen wat hem trof. Het heeft een verrassende bundel opgeleverd waarin vooral de veelzijdigheid van Lehmann benadrukt wordt.
In de index heeft Bindervoet achter elk gedicht met hoofdletters de titel van de bundel afgekort waaruit het gedicht is gekozen. Omdat vroege en latere gedichten dooreen staan, wordt het moeilijk om een ontwikkeling of een verandering in het werk van Lehmann aan te wijzen. Een van de vroegere gedichten (uit Het Echolood, 1955) is het mooie ‘Attisch zwartfigurig’, waarin Lehmann zich als archeoloog laat zien:
Wij kleine zwarte mannen met puntige paarse baarden,
angstig rondom onze vazen lopend met knieën van brandhout,
weten veel meer van Hellenendom
dan een dromende Duitse drom
uit de vijfentwintigste eeuw na onze geboorte.
Wij weten dat alles gebeuren kan,
al kunnen wij Gorgonen, mino- en centauren doden,
tyran zijn en bang zijn.
Dat doen wij: vloeiende verf gewekt tot star en hoekig leven,
tot onze vazen breken.
Bindervoet heeft met deze aantrekkelijke en goed verzorgde bloemlezing een eerbetoon gebracht aan een dichter die niet op de voorgrond wilde staan. Dat hij nu toch naar voren geschoven wordt, is misschien niet overeenkomstig zijn wens, maar het biedt wel de kans aan nieuwe lezers om kennis te maken met het werk van een dichter die niet in vergetelheid mag raken. Daar zijn de gedichten veel te goed voor.