Bij Van Oorschot verscheen een herziene uitgave van de Brieven van Rosa Luxemburg, onder de titel Ik voel me in de hele wereld thuis. De eerste uitgave verscheen in 1958; de nieuwe bevat extra brieven, aanvullingen en illustratiemateriaal zoals o.a. aquarellen van Rosa Luxemburg. Joke J. Hermsen schreef een uitgebreid nawoord.
Strijdbaar en kritisch
Rosa Luxemburg (1871-1919) groeit op in Warschau. Als joods meisje mag ze bij wijze van uitzondering naar het gymnasium. Ze slaagt met de hoogste cijfers, maar de daarbij behorende onderscheiding, de gouden medaille, krijgt ze niet uitgereikt. Haar ‘oppositionele opstelling tegen het gezag’ is de officiële reden, maar feitelijk is het vanwege haar joodse achtergrond. Joke Hermsen schrijft in het nawoord hierover ‘het zou haar kritische bewustzijn al vroeg scherpen.’ In Warschau ziet ze de armoede, de achterstelling en de politieke onderdrukking van de arbeidersklasse. Als vijftienjarige wordt ze lid van de Poolse revolutionaire partij. Ze vlucht ‘onder een lading stro op een boerenkar’ naar Zwitserland als de leden van deze partij worden opgepakt. In Zürich, de enige Europese stad waar vrouwen tot de universiteit worden toegelaten, studeert ze summa cum laude af op filosofie, rechten en economie. Daarna vestigt ze zich in Berlijn waar ze actief wordt binnen de Sociaal Democratische Partij (SPD). Ze raakt o.a. bevriend met politici zoals Clara Zetkin, Franz Mehring en Karl Liebknecht. Duitsland is dan nog een keizerlijke militaire staat met veel sociale achterstanden.
Rosa schrijft meerdere artikelen met voorstellen voor hervormingen: Sozialreform oder Revolution? (1899). Ook in haar toespraken toont ze haar strijdlust. Dat brengt haar meermaals in conflict met de autoriteiten. In 1906 wordt ze gearresteerd; ze wordt ervan beschuldigd dat ze verschillende klassen van de bevolking stimuleert om geweld te plegen. Op 13 maart 1906 schrijft ze daarover aan Karl en Luise Kautsky vanuit de gevangenis dat het ‘menens is’. Aan het einde van de brief: ‘Onder andere de obstructie, die latere tijden tot voorbeeld zal dienen, is ons werk.’ De obstructie brengt ze in praktijk als ze later, op 26 maart 1913, oproept tot verzet tegen de dreigende oorlog. Haar eigen partij stemt in met het regeringsbesluit de oorlogskredieten te verhogen. Ze wordt veroordeeld voor ‘oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid’; later voor ‘landverraad.’ Haar gevangenisstraf zit ze tijdens de Eerste Wereldoorlog uit in Berlijn, Wronke en Breslau. Ze wordt meerdere malen overgeplaatst; op 20 juli 1917 schrijft ze vanuit Wronke aan Sophie Liebknecht: ‘Tot ziens in mijn negende gevangenis.’
Hartstocht
Deze nieuwe brievenuitgave bevat de brieven die zij tussen juni 1896 en januari 1919 schreef aan uitgevers, familie, vrienden en partijgenoten. Met veel enthousiasme schrijft ze over allerlei onderwerpen, over haar politieke strijd, maar ook over schilderkunst en literatuur (van Goethe tot Shakespeare en Dostojewski), astrologie, plantkunde, ornithologie en geologie.
Vanuit haar cel observeert en beschrijft ze de natuur; over de pimpelmees die zij broodkruimels voert door de tralies, over de in bloei staande bomen en over de planten die op de binnenplaats van de gevangenis groeien. Over het herkennen van de plantjes schrijft ze: ‘Wat ben ik blij dat ik me drie jaar geleden plotseling op het botaniseren heb geworpen, als op alles, meteen met al mijn geestdrift, met mijn hele ik, zodat de wereld, de partij en het werk van me afvielen en slechts die ene hartstocht mij dag en nacht vervulde /…/’ Op deze manier heeft ze zich de kennis van het ‘groene rijk’ eigen gemaakt: ‘Ik heb het me veroverd – in storm, in hartstocht, en wat men zich aldus met geestdrift eigen maakt, schiet diepe wortelen.’
Dezelfde hartstocht legt ze aan de dag voor geologie: ‘Ik zit nu diep in de geologie. Dat zal je wel een zeer droge wetenschap lijken, maar dat is een dwaling. Ik lees haar met koortsachtige belangstelling en hartstochtelijke bevrediging, ze verwijdt de geestelijke horizon enorm en verschaft een zo’n afgeronde alomvattende voorstelling van de natuur als geen enkele wetenschap het kan.’
Dierenliefde
Aan Sophie Liebknecht schrijft ze in 1917 dat ze vaak het gevoel heeft dat ze geen ‘echt mens’ is, maar ‘ook in zekere zin een vogel of een ander dier in mensengedaante.’ Vandaar dat ze zo blij wordt van ‘tsitsi bé tsitse bé’, de roep van de pimpelmees. Maar in de natuur vindt ze vaak ook zaken die haar verdrietig maken. Bijvoorbeeld een mestkever die liggend op zijn rug door mieren opgevreten wordt. Ze voelt de pijn van buffels die zware karren trekkend afgeranseld worden door soldaten: ‘Ach, Sonitschka, ik heb hier iets dieptreurigs ondervonden.’
Liefde voor de mens
Rosa Luxemburg voelt zich in de gevangenis soms erg verdrietig, vooral op zondagen. ‘Vandaag is het zondag, dus een voor mij van oudsher noodlottige dag.’ Om aan te geven hoe ze zich voelt, citeert ze de dichter Arno Holz ‘so arm und so verlassen, wie jener Gott aus Nazareth.’ (brief 7 januari 1917).
Als ze kritisch reageert op brieven, dan blijft ze ‘ondanks alles’ vergevingsgezind. Aan Mathilde Jacob schrijft ze ‘Wees gerust, ondanks dat je me zo dapper gepareerd hebt en me zelfs de oorlog verklaart, blijf ik je even genegen als voorheen. /…./ Daarmee zullen we “de debatten afsluiten”. Je vriendin blijf ik graag.’ Vanuit de gevangenis heeft ze troostende woorden voor haar vrienden: ‘Wees ondanks alles rustig en vrolijk. Zo is het leven en zo moet men het aanvaarden, dapper en glimlachend – ondanks alles.’
Uit brief van 28 december 1916, aan Mathilde Wurm: ‘Zorg dat je mens blijft. Mens zijn is vóór alles de hoofdzaak. En dat betekent: vastberaden en helder en vrolijk zijn. /…./ Mens betekent blijmoedig zijn hele leven “op de grote weegschaal van het lot” werpen, als dat zo zijn moet, zich tegelijkertijd echter verheugen over elke heldere dag en iedere schone wolk.’
In een brief van 5 maart 1917 schrijft Rosa Luxemburg over voornaamste gebod dat zij voor haar leven heeft gesteld: ‘goed zijn is hoofdzaak! Eenvoudig en oprecht goed zijn, dat slaakt en bindt alles en is beter dan schranderheid of betweterij.’
Nawoord
Schrijver en filosoof Joke J. Hermsen schreef een gedetailleerd nawoord bij deze herziene uitgave. Zij leerde het werk van Rosa Luxemburg kennen via het boek Men in Dark Times (1968) van Hannah Arendt. Eerder schreef ze al over de overeenkomsten tussen Rosa Luxemburg en Hanna Arendt in Het tij keren (2019). Hermsen beschrijft hoe beide politieke denkers kritisch waren op de kapitalistische maatschappij en wezen op het belang van politieke participatie van de bevolking. Arendt neemt in haar boek Over revolutie (1966) de voorstellen van Luxemburg voor een ‘radendemocratie’ over. Hierbij krijgt de bevolking inspraak en beslissingsbevoegdheid via burger- of volksraden. Zo ontstaat een vorm van directe democratie ‘die niet alleen de gemeenschapszin en de politieke betrokkenheid van de bevolking kan bevorderen, maar ook gevoelens van ‘niet gehoord’ worden kan wegnemen en daarmee de wind uit de zeilen van extremistische leiders kan halen.’ Zowel Luxemburg als Arendt huldigden de opvatting dat politieke kwesties ‘veel te belangrijk (zijn) om alleen aan politici te worden overgelaten.’ In 2020 is dit nog steeds actueel.
Kort na haar vrijlating uit de gevangenis wordt Rosa Luxemburg tijdens de volksopstand op 15 januari 1919 in Berlijn vermoord. Zo kwam haar voorspelling uit dat ze op haar post zou sterven: ‘in een straatgevecht of in het tuchthuis.’ (brief van 2 mei 1917). Haar nalatenschap bestaat uit haar politieke werk en uit brieven die nu opnieuw gelezen kunnen worden. Prachtige brieven waaruit de liefde voor alles wat leeft spreekt. De titel van de bundel komt uit een brief aan Mathilde Jacob, vanuit de gevangenis van Wronke, 16 februari 1917: ‘Ik voel me in de hele wereld thuis, waar er wolken en vogels en mensentranen zijn.’ Een prachtig citaat waaruit liefde voor de natuur en menselijkheid blijkt. Zij eindigde haar brieven vaak met ‘Ik omarm je duizendmaal, je Rosa.’ Deze brievenbundel verdient het om door de lezer omarmd te worden. Wat een krachtige vrouw, wat een prachtige brieven!
Podcasts SLAA
Bij het verschijnen van de nieuwe brievenuitgaven heeft de SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam) een audioreeks RE: Rosa Luxemburg gemaakt. In de eerste aflevering geeft Joke Hermsen een college over Rosa Luxemburg; in de volgende afleveringen schrijven Arnon Grunberg, Maarten van der Graaff, Miek Zwamborn en Edna Azulay aan de hand van de thema’s vriendschap, natuur, gevangenschap en vrijheid, en politiek een brief terug aan Rosa Luxemburg.
1 reactie
De beschrijving van vogelgeluiden oplezen leidt meestal tot lachende toehoorders. Toon Hermans maakte er in een van zijn shows ooit dankbaar gebruik van.
In de vertaling uit 1981 van “Rosa L.”uit 1976 door Frederik Hermann wordt de roep van de pimpelmees die Rosa op haar grafsteen wilde hebben beschreven als tswi tswi.
In haar brief van 23 mei 1917 beschreef Rosa aan Sophie Liebknecht de roep van de
pimpelmees als zizi bä, zizi bä. Joke Hermsen vertaalde dat met tsitsi bé, tsitsi bé. In mijn Peterson’s vogelgids luidt het: tsie-tsie gevolgd door een lange triller.
De variant tsitsi bé in de recensie gevolgd door tsitse bé is misschien een tikfoutje, maar toch een slordige weergave.