‘Misschien wel het moeilijkste van vertellen over het leven in het AZC is om de tijd te laten bewegen’.
Met die zin begint hoofdstuk 58 van Hoe ik talent voor het leven kreeg, een schrijnend, maar ook wonderlijk relaas van een verblijf van negen jaar in een Nederlands asielzoekerscentrum. Auteur Rodaan Al Galidi weet waar hij het over heeft. Hij is een bouwkundig ingenieur die in 1998 in Nederland asiel vroeg nadat hij Irak ontvlucht was om te ontkomen aan de dienstplicht onder Saddam Hoessein. Zijn verzoek werd afgewezen, maar hij mocht uiteindelijk toch blijven omdat hij in 2007 kon profiteren van het generaal pardon. Dat werd in 2007 verleend aan asielzoekers die geen strafblad hadden en sinds 1 april 2001 (op die datum was een nieuwe Vreemdelingenwet ingevoerd) ononderbroken in Nederland verbleven.
De genoemde data en feiten kloppen met die van de hoofdpersoon uit Hoe ik talent voor het leven kreeg. Toch noemt Al Galidi zijn boek nadrukkelijk een roman: ‘De verteller in dit boek ben ik niet zelf. Het is iemand die ik Semmier Kariem heb genoemd. Zo kon ik de schrijver blijven, zonder hoofdpersoon te zijn. Misschien zal mij gevraagd worden of dit mijn verhaal is. Dan zeg ik: nee. Maar als mij gevraagd wordt: Is dit ook jouw verhaal? Zeg ik volmondig: ja.’
Semmer Kariem verbleef alles bij elkaar negen jaar in een Nederlands AZC. Daarvóór had hij er al een jaar omzwervingen door Zuidoost-Azië op zitten. Die zijn in flashbacks door het AZC-verhaal geweven.
Wachten
Inderdaad: ‘de tijd te laten bewegen’ is een heksentoer in negen jaar wachten, wachten, wachten. Dagelijks wachten op de tijd dat je aan de beurt bent om je te melden; wachten, soms jaren lang, op post van de Integratie- en Naturalisatie Dienst (IND) die beslist of je asiel krijgt. En dat wachten dan met drie anderen op een klein kamertje. Het wachten is je hoofdbezigheid, want werken mag je niet. Nederlandse les volgen evenmin. Daarom leerde Al Galidi zichzelf de taal door kinderboeken te lezen. Het heeft intussen geleid tot diverse gedichtenbundels, romans en verzamelingen van columns, waarin hij er blijk van geeft een scherpe observator te zijn van Nederland en zijn bevolking. Des te wonderlijker is het dat hij, kort na in 2011 te zijn gelauwerd met de Literatuurprijs van de Europese Unie, zakte voor zijn inburgeringstoets.
Evenzeer verwonderlijk is dat Hoe ik talent voor het leven kreeg geen zwaarmoedig boek is. Integendeel: het is in al zijn tragiek van miscommunicatie, verlies van identiteit en zin van het leven, vernederingen en onvermogen tot werkelijk contact óók een erg licht en humoristisch boek.
Post
Om met die tragiek te beginnen: onmiddellijk bij binnenkomst in ons land is er al de cultuurclash die de asielzoeker in zekere zin een kunstmatige identiteit opplakt. Zo krijgt Kariem zijn naam van de IND tijdens het eerste verhoor (Al Galidi gebruikt de term ‘gehoor’). Er wordt hem naar zijn achternaam gevraagd, maar in Irak heet iemand naar zijn vader en grootvader; in dit geval Semmier Hamza Kariem (respectievelijk zijn voornaam, de naam van zijn vader en die van zijn opa). Daar maakt de IND dan de achternaam Kariem van. Ook zijn geboortedag krijgt hij toegewezen door de IND (geboortedagen worden in Irak niet geregistreerd; wel is er een ‘officiële verjaardag’). Maar het kan erger. Kariem vertelt in de roman het verhaal van een medebewoner van het AZC die al jaren lang elke ochtend controleert of er post is van de IND. Voortdurend is er een ‘nee’ van de postkamer. Zonder toelichting. Ten prooi aan twijfel begint hij na te vragen of zijn naam nog wel ‘in het systeem’ staat. Maar er is niemand van het AZC-personeel die op onderzoek uit gaat. Hij moet gewoon geduld hebben. Geduld. Wachten. Wachten tot je zelfs begint te twijfelen of je voor de overheid nog wel bestaat.
Tandarts
Zoals gezegd: de roman staat ook bol van de humor. Zoals de kromme conversaties in wat Kariem ‘het Asielzoekers’ noemt, een brabbeltaal die een mix is van begrippen en woorden die men van elkaar opvangt en van krakkemikkig Nederlands en Engels: ‘een AZC is namelijk één groot misverstand tussen de asielzoekers onderling en tussen de asielzoekers en de Nederlanders die er werken.’
Humoristisch verteld zijn ook de trucjes die asielzoekers onderling uithalen om de verveling te verdrijven of te ontsnappen uit Nederland. Inderdaad: ‘ontsnappen’, want als je hier geregistreerd bent kun je niet meer naar een ander land waar asielprocedures sneller werken.
De regels van het AZC werken al evenzeer op de lachspieren. Zo word je met een ontstoken tand pas naar een tandarts gestuurd als er tenminste drie patiënten zijn. Dus zoekt de man met kiespijn een lotgenoot en nog een derde. Iemand met een puik gebit die niettemin bereid is een pijnlijk gezicht te trekken maakt het trio compleet.
In het AZC wordt overigens paracetamol verstrekt als een panacee tegen alle klachten. Er geldt een rantsoen voor, net als voor condooms: drie condooms per dag en twee paracetamol per acht uur. Wat Kariem tot de cynische conclusie brengt: ‘Dat houdt dus in dat een asielzoeker het recht heeft op drie orgasmen per dag en zes keer hoofdpijn.’
Jezus
In de roman maken we uiteraard ook kennis met de handel in mensen en paspoorten, vooral als we Kariem volgen op zijn weg door Azië. Maar de handel is er ook voor de poort van het AZC. Daar worden voetbaltalenten en prostituees geronseld. En er is de hilarische passage van het kerkgenootschap dat Bijbels in alle talen slijt om de asielzoekers tot Jezus te brengen, waardoor bij veel van hen het idee ontstaat dat bekering je sneller aan een verblijfsvergunning helpt.
Tussen de regels door krijgen we als Nederlanders in Hoe ik talent voor het leven kreeg ondertussen een spiegel voorgehouden. Over onze gewoontes (ook de goedaardige trouwens) en over onze vermeende tolerantie en hulpvaardigheid. Een mooie passage daarover: ‘Laat de Hollander zelf bedenken wat je nodig hebt. Dan doet hij zijn best het voor je te regelen en heeft hij het gevoel dat hij jou gered heeft. Dat hij het opgelost heeft voor jou. Als je hem vertelt wat je wilt, dan wordt hij geïrriteerd dat hij voor jou werk moet doen en twijfelt hij of je eerlijk bent of niet.’ Al Galidi heeft niet alleen een inkijk in een AZC gegeven, maar ook een leerzaam boek geschreven.