Op de voorkant van deze omvangrijke bundel, Handleiding voor ontheemden van Robin Block staat een waringinboom afgebeeld die een warrig net van dikke wortels over de grond heeft uitgespreid. In dat vlechtwerk van wortels onderscheidt zich één bloedrode tak. Een goedgekozen symbool van de inhoud van de bundel, waarin hij op zoek is naar zijn wortels in het Nederlands-Indië van weleer als afstammeling van een Nederlandse voorvader en een Indonesische oermoeder. Block debuteerde in 2005 met de bundel Bestialen bij uitgeverij Holland. Zijn tweede bundel bevat dertien afdelingen, een epiloog en een verklarende woordenlijst van woorden uit het Indonesisch. Meteen in het eerste gedicht al legt de dichter het thema van de hele bundel, de zoektocht naar zijn afkomst.
Mijn bloed
ik draag de stank van tabak, mijn aderen
vertakken zich langs oude plantages, mijn spieren
mengen kalmte met geweld – de stem
van een voorvader buldert door mijn keel
ik heb zoveel te bewijzen
in mijn mond strijden verschillende tongen,
de ruggengraat van een nyai draag ik,
de kinderen die zij baarde zijn kinderen
die haar niet meer toebehoren
haar handen, mijn polsen, zoveel kwijtgeraakt
in mijn bloed galmt het gezang van gevangenen,
de dreun van een geweerkolf – een rode stip
spat op wit katoen, grootmoeder hurkend
in de kokendhete middagzon
door mijn hoofd loopt een verbogen rails,
een dwaalspoor ingehamerd
bij de volgende generaties:
aanpassen! aanpassen!
herinner je de winter, de eerste
die ons allemaal bevroor
jouw voeten, mijn voeten
bloot en koud op vreemde grond
opa verstopt zijn oorlog
in elk oog een dolk
in zijn glimlach een verloren jongetje
en ik heb vlaggen
te verhangen,
kransen waarvan ik niet meer weet waar ik ze leggen moet
Toerist en verloren zoon
Zoals dichters en schrijvers als Eddy du Perron en Dewi de Nijs Bik zoekt Block naar het land van herkomst. Letterlijk, als hij als toerist naar Indonesië gaat en probeert zich een weg te banen naar het verleden als kind van twee culturen. Maar ook als hij in diverse gedichten de stemmen laat klinken van zijn voorvader Tabak en zijn oermoeder, die zonder naam in de herinnering bleef, al baarde zij de kinderen van de plantagehouder. Ze staan vaak lijnrecht tegenover elkaar in hun uitspraken: de nuchtere Hollander, die wars is van emoties en de inheemse vrouw. Ze verhalen van gebeurtenissen van lang geleden en waken vanuit de geestenwereld over de dichter, die hun afstammeling is. Ze proberen contact met hem te leggen om hem te helpen in zijn zoektocht naar zijn wortels, als hij als toerist naar Indonesië gaat en zijn familie aldaar opzoekt.
Heden en verleden staan naast elkaar in zijn gedichten. Het leven in het moderne Indonesië wordt afgewisseld met het koloniale tijdperk van de plantagehouders. De natuur wordt bezongen, de gebruiken en gewoontes in ere gehouden. Personen van vroeger en nu worden opgevoerd om een indruk te geven van Indonesië vandaag en uit het verleden. Block schildert een betoverend, sprookjesachtig Indië, dat doet denken aan de Stille kracht van Couperus en De scheepsjongens van Bontekoe van Johan Fabricius, maar daarnaast eert hij het Indonesië van vandaag, dat van de clichématige opvattingen over het land af wil.
Block beschrijft ook de andere kant van het verhaal, de repatriëring van de Indische Nederlanders naar Nederland en de aanpassingen die er van hen verlangd werden. Ook al trachtten zij aan te sluiten bij de Nederlanders, zij bleven een aparte groep vormen. Block citeert het boekje met richtlijnen dat de repatrianten meekregen om de overgang zonder al te veel problemen te laten verlopen: Uitgave van de Afdeeling Pers en Publiciteit van den Dienst der Repatrieering uit 1946. Het is nu beschamend om te lezen hoe dit boekje, Djangan Loepah getiteld (wat ‘Niet vergeten’ betekent), voorschrijft hoe mensen zich dienden te gedragen als zij in Nederland waren aangekomen. Zo mochten koffers niet in de woonkamer staan: ‘wij hebben dan altijd het gevoel/ dat wij bezig zijn op reis te gaan en dat bevordert de huiselijkheid niet’. Het betuttelende toontje met het minzame ‘wij’ in de aanspraak voelt nog steeds kwetsend aan.
Ontknoping
Block wisselt zijn onderwerpen af in de gedichten. Af en toe is het moeilijk de rode draad vast te houden, vooral omdat ook de versvormen gevarieerd zijn. Van prozagedichten naar dialogen, van gedichten met toneelachtige aanwijzingen en terzijdes naar citaten van Indonesische dichters: het vergt aandacht van de lezer om te weten waar het over gaat, in welk tijdperk we ons bevinden en wie er aan het woord is in het gedicht. Misschien kenmerkt die veelzijdigheid de versplinterde identiteit van de dichter zelf: een wirwar van gevoelens, een chaos van gebeurtenissen die hem overviel bij het zoeken naar zijn eigen identiteit. Nogmaals komt het beeld van de wortels van de waringinboom in gedachten, nauwelijks te ontwarren. Maar Block weet de verwarring te weerstaan met humor, zelfspot en hier en daar een vleugje sarcasme:
Wisselkind
Zie mij eens mijn best doen om hier thuis te zijn. Ik zing de dankjewels
met mijn kopstem. Kijk niemand in de ogen als ik groet. Ik heb een batikshirt
dat schouderklopjes krijgt. Ik ben jullie Insta-mascotte, twee koppen groter. Ik eet
op straat met de locals mee. Lepel voldoende sambal op mijn bord en spoel
mijn reet af met het flesje. De witte rijst kleur ik bij
met kecap. Mijn genen bakken mee met de zon. Ik ben best stoer
op die scooter. Ik ben hier lang genoeg.
Zie mij eens mijn best doen om hier thuis te zijn. Ik spreek de hoezo’s
ritmisch uit. Kijk je strak in de ogen als ik groet. Grinnik met mijn mond dicht.
Ik heb een wintertrui die schouderklopjes krijgt. Ik ben jullie voetbalvriendje,
twee koppen kleiner. Eet andijvie met de buren. Schep voldoende
jus in het kuiltje. Mijn genen bleken mee in de sneeuw. Ik prak aardappels
door de groente heen, veeg zittend mijn reet af. Eenlaags schuurpapier.
Ik ben best stoer op die racefiets. Ik ben hier lang genoeg.
Wat uit dit gedicht blijkt, komt ook naar voren in het slotgedicht van de bundel: de dichter lijkt vrede te hebben gevonden met zijn gemengde afkomst, ondanks het feit dat hij niet duidelijk een keuze heeft weten te maken tussen Nederland en Indonesië. Dat was ook niet nodig: beide landen en culturen zijn in hem vertegenwoordigd en daar zal hij het mee moeten doen.
Zijn zoektocht heeft een bundel opgeleverd die betoverend en nuchter tegelijk is, de uitkomst van de erfenis van twee culturen. Block oordeelt niet over het koloniale verleden, maar aanvaardt zowel de Nederlandse als de Indonesische kant van zijn afstamming. Hij heeft met deze bundel een monument geschreven voor zijn voorvaderen, maar minstens zo belangrijk is het feit dat hij zijn verre, anonieme oermoeder haar naam heeft weten terug te geven.