De disciplines die dichteres, actrice en beeldend kunstenares Roberta Petzoldt beoefent, leiden haar kunst langs vele wegen. Uiteenlopende invloeden die samenkomen in de stroom van gedichten in de bundel Vruchtwatervuurlinie. Woorden die verrassende beelden vormen, zinnen die een uitgesproken rol lijken te spelen en strofes die als een wonderlijk vuurwerk boven je hoofd blijven hangen. Petzoldt doet de taal sprankelen en brengt met haar veelvormige invalshoeken de lezer het hoofd op hol, zonder dat deze de gelegenheid krijgt af te haken. Niet voor niets dat de debuutbundel van deze avontuurlijke dichteres beloond is met een nominatie voor de C.Buddingh’-prijs 2019. Op 16 juni wordt bekendgemaakt wie van de vier debutanten (Obe Alkema, Gerda Blees, Roelof ten Napel, Roberta Petzoldt) met deze belangrijke trofee naar huis gaat.
Wees welkom
In Vruchtwatervuurlinie zijn de eerste regels van het eerste gedicht ‘Aspect ratio’ meteen al een uitnodiging om de wereld van Petzoldt te betreden: ‘Toen ik leerde dat het leven niet gratis was/ ben ik moed gaan verzamelen.’ Na een uiteenzetting van verschillende situaties waarin de dichter zich weerbaar weet te maken (‘Toen verzamelde ik moed om me te verdedigen/ ik trapte het meisje dat mij treiterde onderuit.’) eindigt deze opsomming met de vaststelling ‘ik heb nog niet genoeg moed verzameld om vrij te zijn.’
Experiment
Juist de vrijheid, en de moed om daarmee om te gaan, is kenmerkend voor de verzen in Vruchtwatervuurlinie. Met grote gebaren iets aanraken dat tegelijkertijd wordt teruggebracht tot een kleine en persoonlijke observatie. Dat is de krachtige vorm waarmee volop geëxperimenteerd wordt, geheel surrealistisch of op meer klassieke wijze. Zoals in:
‘Ik zou willen dichten over de leeuwerik’:
die ik hoorde voor ik hem zag
en langs
zijn toonladder klimt naar het hemeldak.
Biddend stipje zo hoog in het zwerk
hoger dan de scherpe kerk
die als een speld uit de horizon stak.
Vertellen over hoe ik stopte en de lach|
die door mij heen brak.|
Daarna de tranen die stroomden en
voelden als pijn en geluk tegelijk.
Geluk dat de natuur nooit haar geloof
in de schoonheid verloren had.
Pijn dat ik het deze winter
toch weer vergeten was.
Maar hoe dicht ik over een vogel
die zo vaak is bezongen.
Wiens lied altijd hoger vliegt
en me woordeloos heeft doordrongen.
Knappe prestatie
De eenvoud van de beleving wordt versterkt door het onverwachte rijm dat hier en daar opduikt als een opgestoken vingertje om de lezer bij de les te houden. Geen structureel rijm, dat zou het losse verband van dit vers in het harnas van de vaste vorm dwingen. Het is de haast Vasaliaanse toon die door Petzoldt wordt gebruikt, die deze gedichten zowel van een zweverige ruimte als een kernachtige nadruk voorzien. Dat is een knappe prestatie, waarbij de dichter zich zonder grenzen moet kunnen laten gaan omdat het anders een geforceerde exercitie dreigt te worden.
Klankervaring
De taal van Petzoldt vormt een breed universum aan goed geconstrueerde zinnen, vol spontane wendingen en lekkerbekkende woorden. Verzen die uitnodigen om hardop gelezen te worden om het ritme van bepalende woordgroepen ten volle te ervaren. In ‘Mesdag’ worden de eerste drie strofes in de steigers gezet door een opeenvolging van: ‘badderende rotganzen roddelend over de lente’ en ‘troggelde’ en ‘roffelde’ en ‘binnensmonds getokkel van de lekkere dikke fladderkippen’. Zo wordt poëzie een spel tussen muzikaliteit en mondbeweging, bijna zoals een singer-songwriter kan genieten van het ‘vette loopje’ in zijn tekst dat keer op keer herhaalt dient te worden.
Na deze klankervaring die nog natrilt in het hoofd volgen een aantal regels die de surreële wereld extra gewicht geven, om uiteindelijk uit te komen bij een eindstrofe waarin de wonderlijke gevoeligheid van Petzoldts gedichten aan de oppervlakte komt:
(…)
De scherpe ochtend die door de gordijnen snijdt, mijn
broze dromen opensplijt.
Was de nacht uit mijn ogen en leg me terug
op het witte lakenstrand
laat het licht over mijn huid glijden
neem de zon in mijn mond.
Avontuurlijk dichtspel
Zo ontroerend schrijven over zoiets eenvoudigs als ontwaken, dat tekent de reikwijdte van de poëzie van Petzold. Een aantal pagina’s verder stuiten we op de meer abstracte vorm, waarmee ze de beeldende kunst in haar verzen laat infiltreren. Het gedicht ‘Failure notice – Herrijzenis’ is verticaal op de pagina’s geplaatst en bestaat uit een doorlopend geheel dat is opgebouwd uit losse flarden tekst. Samen met een veelheid aan typografische interpunctie en andere symbolen vormt dit een beeld dat nog het meest op een uitvoerig en eenzijdig WhatsApp-gesprek lijkt. In kleine stukjes te consumeren, zoals onze hedendaagse mobiele communicatie, vormt dit avontuurlijke dichtspel een goede onderbreking in de bundel.
Vele registers
Ten slotte is het zaak nog eens te benadrukken hoezeer deze dichter verschillende registers weet te bedienen. Klein en intiem, groots en overheersend, van springerige abstractie tot de nauwkeurige weergave van een authentieke emotie. Het is vooral deze afwisseling die laat zien hoe het Buddingh’ waardige talent van Roberta Petzoldt naar alle kanten uitwaaiert en toch op het juiste moment weer samenkomt. Zoals in het magistrale gedicht:
‘Voor je het weet’
Ik wist voor het eerst dat een jaar een getal bezat
en schreef 1990 onder elke tekening die ik gemaakt had.
Mijn broer verbood mijn moeder de manke strijkplank
op straat te zetten
ik bewaarde scherven van de eerste koffiepot die ik zag sneuvelen.
Twee melancholische kinderen die als cipiers over
het huisraad waakten.
We huilden met het smelten van Sylvain de sneeuwman
de vriend die dankzij de gratie van het vriespunt leefde
en we begrepen dat je nooit iets twee maal maken kunt.
Onder de douche dacht ik:
Dit is misschien het hoogtepunt van mijn leven
staarde naar steeds veranderende waterregen
verbond de druppels op de badrand met elkaar.
Ik zag hoe mijn kindertijd eindig was
had heimwee naar de zelf die dit dacht.
Gehypnotiseerd door cohesie en zwaartekracht
liet ik de druppels tijd
langs mijn lichaam
door de afvoer glijden.