Recensie door Klaas Zandstra
Op de begraafplaats van het fictieve, Duitstalige plaatsje Paulstadt liggen 29 doden die ieder hun verhaal vertellen. De lokale groenteboer, de burgemeester, een gokverslaafde, ze komen allemaal aan bod. De verhalen gaan over hun tijd in Paulstadt waar elk van de vertellers is gestorven. Het Veld is de eerste verhalenbundel van de Oostenrijkse schrijver Robert Seethaler (1966). Eerder verschenen van hem de succesvolle romans De Weense Sigarenboer en Een Heel Leven.
Paulstadt is op het eerste gezicht een ‘kleinstadt’ zoals ieder andere stad. Er is een marktplein, een kroeg, een kerk en wat winkels. Net buiten het hart van de stad is zelfs een nieuw winkelcentrum opgetrokken. Maak een rondrit door Duitsland of Oostenrijk en je zult legio dergelijke plaatsjes aandoen. In het Duitstalige plaatsje Paulstadt worden alle gestorvenen gekenmerkt door hun openhartigheid. Uit hun verhalen wordt al gauw duidelijk dat ze dingen vertellen die ze bij leven niet hebben geopenbaard. Toen hebben ze nagelaten hun misstappen en die van de ander te benoemen. Eenmaal dood lukt dat hen wel. Seethaler geeft hiermee een beeld van een stadje waar alleen de doden in staat zijn de onderliggende spanning in het stadje te benoemen.
De doden spreken
Neem het echtpaar dat samen een schoenenwinkel runde. Zij stoorden zich aan elkaar en pas na hun dood, lukt het hen dat te vertellen. Of denk aan de vrouw die allang bleek door te hebben dat haar vriend al zijn geld verspeelde aan de fruitautomaat. Zij zweeg en hij meende succesvol zijn verslaving te verdoezelen. Kort nadat ze hem verliet, spiegelde ze hem voor een fijn leven te leiden. Dit bleek niet te kloppen. Ook dit vertellen ze pas nadat ze gestorven zijn.
Zo geeft Seethaler een kleurrijk maar ook deprimerend beeld van Paulstadt. Het is een stadje waar veel gezwegen of verzwegen wordt, en als het moet gelogen. Onderhuidse spanningen regeren in Paulstadt en alleen de doden lijken in staat deze spanningen uit te spreken. Het draait er bij de levenden voornamelijk om zo goed mogelijk de schijn op te houden.
De verhalen zijn duidelijk gekaderd. De meeste gestorvenen vertellen over hun leven in Paulstadt. Je vraagt je af hoeveel van zulke verhalen de lezer aankan voor verzadiging intreedt of het concept gaat vervelen. Seethaler laat door middel van een kunstgreep zien zich daar bewust van te zijn. Soms heeft een verhalenbundel namelijk een foefje nodig om te zorgen dat een volgend verhaal niet gaat aanvoelen als nog meer van hetzelfde. In het beste geval past zo’n foefje goed en wordt het ritme in het verhaal niet verstoord, vaak zorgt het een voor verfrissing.
Het verhaal van Sophie Breyer zou je kunnen zien als zo’n foefje. Het is net voorbij de helft van het boek, op zo’n punt waar je bang bent dat je weet wat er gaat komen. Maar het uiterst korte verhaal neemt dat gevoel weg. Dit zeer korte verhaal van Sophie Breyer zorgt ook voor een hernieuwde nieuwsgierigheid naar de nog komende verhalen. Natuurlijk is het een kunstgreep die maar een keer gebruikt kan worden.
Geen definitief einde
Uit de verhalen spreekt een groot vertelplezier. Seethaler neemt je schijnbaar moeiteloos mee in de levens van gestorven bewoners van Paulstadt. Hiermee creëert hij unieke personages. Geen van de gestorvenen is gevrijwaard van tekortkomingen en allemaal praten ze onverholen over hun leven en dat van hun naasten.
Openhartigheid is een van de redenen waarom deze bundel waarin de dood in elk verhaal aanwezig is, zo licht van toon blijft. Seethaler laat de dood niet het definitieve einde zijn en ook geen gebeurtenis waar met droefheid op terug wordt gekeken. De doden zijn nog steeds in staat de wereld te observeren en te beschouwen. Seethaler laat op een bijna potsierlijke wijze het contrast zien tussen levenden en doden. Het werkt soms komisch en stemt zeker tot nadenken. Het Veld geeft een beeld van een stad waar levenden de voorkeur geven aan de lieve vrede, een juk dat de doden maar al te graag van zich afwerpen. Een bijzonder geslaagde verhalenbundel.