Recensie door Kaj Peters
In De Weense sigarenboer door Robert Seethaler, moet de zeventienjarige Franz in aanloop naar de annexatie van Oostenrijk met nazi-Duitsland in 1938, zijn geboortestreek Salzkammergut verlaten. De suikeroom van zijn moeder is onverwacht overleden waardoor hij de kostwinner wordt van het eenoudergezin. De ex-vriend van zijn moeder, Otto Trsnjek – de sigarenboer uit de titel – heeft voor hem een leer- en werkplek als een sigarenjongen. Zoals de Oostenrijkse natie een nieuwe periode ingaat, waarbij de antisemitische nazi-ideologie een rol gaat spelen bij de Oostenrijkers, moet de jonge Franz verwerken dat de pittoreske idylle uit zijn jeugd plaats maakt voor die bruisende metropool, vol nieuwe mogelijkheden. Voor een plattelandsjongen uit Salzkammergut is Wenen een overdonderende stad waar hij in de anonimiteit verdwijnt. Zoals dat gaat met jonge mensenharten vormt die eenzaamheid een voedingsbodem voor het grote menselijke verlangen: de romantische liefde. Franz raakt namelijk in de ban van een Boheems meisje met de mooist denkbare opening tussen haar tanden.
Droom en werkelijkheid
De eenbenige oorlogsveteraan Otto Trsnjek, verkoopt in zijn sigaren- en tijdschriftenhandel zowel rookgenot als de apocalyptische krantenkoppen over de politieke vervolgingen die in de lucht hangen. Soms vist de sigarenboer een zogenaamd ‘dartel blaadje’ onder de toonbank vandaan, voor wie er om vraagt: joods of niet-joods; aanhanger van het nazisme of een opponent ervan. Bij de sigarenboer leert Franz dat er een onderscheid bestaat tussen verschillende soorten van fictie. De mythische herkomstverhalen van Trsjnek waarmee hij zijn sigaren aanprijst en de klant een kleurrijke en optimistische ervaring biedt die het alledaagse overstijgt. Niet discriminerend, zeden predikend of haatdragend, maar omdat iedereen het recht heeft om te dromen. Daartegenover zijn er de kranten en tijdschriften met haatpropaganda en nepnieuws, waarin nationaalsocialistische verzinsels demagogie normaliseren. De ene soort fictie schept troost en de andere spreekt de onderbuik gevoelens aan.
Opgroeien tijdens nationaalsocialisme
Al kan Otto Trsjenk de jonge Franz geen raad geven omtrent de omgang met Aneska, zijn Boheemse, die hem genadeloos aantrekt en afstoot met haar grillige karakter. Bij één van de meest gerenommeerde klanten, de psychoanalyticus Sigmund Freud zoekt hij de antwoorden op de grote vragen in zake het leven en de liefde. Hoe wordt een tienerjongen een ‘normale’ volwassene?
Seethaler schetst de professor als een frêle, ietwat verslagen oude man die zich routineus vastklampt aan zijn Virginia’s en zijn Neue Freie Presse, wetende dat hij Wenen binnen niet al te lange tijd zal moeten verlaten. Freud is gecharmeerd van het jeugdige enthousiasme waarmee Franz hem verleidt om met een frisse blik naar de heimat te kijken die hij spoedig moet verlaten. De twee tegenpolen – conservatief defaitisme (Freud) en jeugdige hoop (Franz) – vinden voor even weerklank bij elkaar. Maar de tijden zijn veranderd en het nationaalsocialisme is onstuitbaar.
Twee vaderfiguren
Robert Seethaler laat nostalgie en melancholie weerklinken in zijn beeldende sfeerbeschrijvingen – de meren in Salzkammergut zijn blauwer dan blauw en op de promenades van Wenen vindt Franz zijn bitterzoete zwier – maar er schemert vanaf de allereerste bladzijde óók een complexe schuldvraag tussen de regels door. Zijn deze imperfecte antihelden alleen de slachtoffers van hun tijd? Of zijn ze impliciet deelgenoot in hoe gemakkelijk de nationaalsocialistische ideologie haar weerslag heeft weten te vinden bij de Oostenrijkers? De grillige Boheemse heeft een stuk meer te verbergen dan het geïdealiseerde droombeeld dat een ontluikende tienerjongen op haar projecteert. De twee vaderfiguren, Otto Trsjenk en Sigmund Freud, zijn uiteindelijk allebei producten van hun eigen tijd en weten in al hun wijsheid niet waarom het nazisme virulent weerslag vond in de Oostenrijkse maatschappij.
Invloed fictieve verhalen
Een historische roman zegt iets over de tijd waarin het speelt. Met De Weense sigarenboer schreef Robert Seethaler een contemporaine roman over het verschil tussen de kracht van fictie tegenover het ondermijnende nepnieuws. Waar dromen over ontsnappen aan de alledaagse realiteit noch de oplossing, noch het probleem is, maar altijd beter is dan de grimmige propagandaficties waarin het eigene wordt opgehemeld ten koste van alles. Zoals de jonge Franz kitscherige ansichtkaarten uitwisselt met zijn moeder om zijn heimat dichtbij te houden, zo is kritiekloos smachten naar de puurheid van een plek misschien dezelfde fictie waarmee een totalitair regime toentertijd macht kon krijgen op haar burgers. Niet omdat mensen puur goed of slecht zijn, maar omdat de fictieve verhalen die worden verteld een krachtige invloed hebben op hoe de wereld vorm krijgt.