Voor de Oostenrijkse auteur Robert Menasse is de geschiedenis een aaneenschakeling van gestrande pogingen om te vergeten, waarbij getuigen zich door de coulissen van historische gebeurtenissen bewegen. Symbool voor de rozige belofte voor de toekomst is de zonnebril van zijn moeder in het verhaal De Amerikaanse bril, het titelverhaal uit de gelijknamige bundel. Het is een bril met luiken, een sjiek prul waardoor de toekomst als een overbelichte Hollywoodfilm oogt. Deze metafoor wordt vervolgens uitgebreid tot de hele naoorlogse orde en de lege idealen en clichés waarin deze grossiert.
De vertellers uit de bundel bevinden zich in de schaduw van de grote gebeurtenissen uit de geschiedenis, als nationalisten zonder thuisland. Ze zien de val van de Berlijnse muur op tv, ze protesteren tegen de moord op Allende of ze bevinden zich simpelweg bij een historisch moment. Meestal staan ze in de marges of zijn ze ten prooi gevallen aan zingevingscrises. De verhalen van vaders voldoen niet langer en het heden vervalt in steeds nieuwe banaliteiten. Zoals een van de vertellers zegt: ‘Symbolen, iconen, maatschappelijke idealen – in het dagelijks leven zijn het alleen clichés.’ Menasse laat zijn personages manoeuvreren langs relatieperikelen, lastige gerechtsdienaren en onbetrouwbare herinneringen, ontworteld en ontgoocheld, steeds begeleid door een flinke dosis filosofie en humor. Want er is genoeg humor te vinden in de vaak absurde voorvallen uit de bundel, die op grillige wijze worden aangestuurd door de speelse hand van Menasse.
Historische sensatie
In de meer essay-achtige verhalen volgt ook stevige kritiek op de uitwassen van de globalisering en het nieuwe nationalisme dat Menasse ontwaart. Het politieke aspect is altijd op de achtergrond aanwezig. De rode draad wordt gevormd door de blik van de auteur op de geschiedenis en wat die betekent in de persoonlijke sfeer. Zo komt er bij de vader van de verteller in het verhaal Het begin van de hongerwinter veel los als hij vertelt over zijn ervaringen als onderduiker in de dierentuin van Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het vertellen herinnert de vader zich iets nieuws wat hij nog nooit heeft verteld en zo ziet de zoon hem opeens in een nieuw licht. In alle verhalen is iets van deze historische sensatie aanwezig, als het verleden het heden kruist of nieuwe betekenis opdoet.
In het verhaal De Amerikaanse bril haalt Menasse herinneringen op aan de dag van de moord op John F. Kennedy en in het verlengde daarvan aan 9-11. Hij filosofeert over het verschil in de publieke reactie op deze twee gebeurtenissen. In het eerste geval was er oprechte verbinding en rouw, en in het laatste geval was er in zijn herinnering geen ‘overeenstemming van de mensen in een gezamenlijke droefheid, geen spontane solidariteit als uiting van de soort, geen algehele geschoktheid buiten de plaats van het gebeuren.’ Holle frasen domineerden het nieuws en de steeds herhaalde berichten op televisie. De rouw werd in een dwangbuis gestopt van voorgeprogrammeerde reacties, wat ertoe leidt dat Menasse vraagtekens zet bij de consequenties die werden getrokken, zoals de War on Terror die erop volgde.
Een stad van decors
De stad waar voor Menasse alles samenkomt is Wenen, ‘een stad van decors’. In het verhaal Kroniek van de Giradigasse gaat het over hoe deze straat en het bordeel daarin door de jaren heen veranderden. Hij associeert de bewoners van Wenen met toneelspelers en de stad zelf met een theater. De geschiedenis van de Weners is volgens Menasse ‘de ervaring dat ze altijd te veel voor hun potentiefantasieën hebben betaald, omdat ze, als het erop aankwam, toch impotent waren – en desondanks smoezelige daders bleven.’ Het bordeel en de hele straat werden opgeruimd onder invloed van de ‘katholieke klerikaal-fascistische standenstaat’. En zo verdween met de meisjes in de Giradigasse ook een fase in de Oostenrijkse geschiedenis. Het verhaal van het gebouw is voor Menasse het verhaal van de hele stad. ‘Het imperiale bezit geen imperium meer, het barokke geen Phaekendom, de biedermeier geen weeë idylles, de modernen geen moderniseerders.’
In het verhaal Lang niet gezien komt een oude man voor die bij vergissing in het juridische systeem terechtkomt. Hij loopt op straat met zijn ogen gesloten. Als hij ondervraagd wordt op het bureau blijkt hij niks aan zijn ogen te mankeren. De toenmalige geliefde van de verteller moet onderzoeken of de man recht heeft op een curator. Als zij hem vraagt naar de reden van zijn gedrag, vertelt hij dat hij niet meer kan aanzien wat je allemaal ziet als je met open ogen op straat loopt. Hij sluit zijn ogen voor het heden. Deze querulant symboliseert hoe Menasse over het heden denkt, of zoals de grootvader van een van de vertellers die met de Britten Europa bevrijdde zegt: ‘Was ook geen overwinning. Waarom? Kijk toch om je heen. Nou ja je zult nog wel zien wat ik bedoel.’
Een grotesk misverstand
Menasse heeft duidelijk een afkeer van de meeste grote verhalen. Daarom zoekt hij in persoonlijke geschiedenissen naar iets wat de tijd kan overstijgen. Iedereen is zowel dader als getuige in zijn wereld, en de moderne tijd is een verschrikking geworden omdat er zoveel als vanzelfsprekend wordt aangenomen en het individu de maat is geworden van alles: ”Ik’ kan zoals bekend eenieder zeggen – maar juist dat is vandaag de dag niets verbindend meer.’ De vaak geestige ironie van zijn hoofdpersonen is een manier om door het moderne landschap te navigeren, een landschap waar Menasse als filosoof maar al te bekend mee is. Hij voert ook Hegel op in de verhalen, er wordt gediscussieerd over Dostojewski en is er een klein bijrolletje voor een boek van Adorno.
In het verhaal Anekdoten met doden haalt Menasse een interview met de, eveneens Oostenrijkse, schrijver Thomas Bernhard (1931-1989) aan, waarin deze gezegd heeft ‘dat wat we leven noemen of zelfs weer-tot-leven brengen in wezen een grotesk misverstand is.’ Vandaar dat hij liever op kerkhoven ging wandelen. Als Menasse later Bernhards favoriete kerkhof gaat bezoeken blijkt het overbevolkt te zijn met toeristen en nieuwsgierige mensen met fototoestellen. De geest van Bernhard waart ook een beetje door Menasses verhalen, dezelfde Bernhard die in deel 1 van zijn memoires opmerkt dat in zijn kostschool in de tijd van het fascisme het portret van Jezus simpelweg vervangen werd door het portret van Hitler.
Bij Menasse leven we samen met de doden en de herinneringen en werkt het verleden vaak op wonderlijke wijze door in het heden. Zelfs al is de geschiedenis verdrongen of vergeten ‘dan is ze nog altijd op te maken uit de constellatie van vergissingen’. Wat we leren van de geschiedenis is dat ze vol onverwachte wendingen zit. Als Menasse terugdenkt aan de bril van zijn moeder waardoor ‘je de wereld zag met andere ogen, en ook anders werd bekeken’ denkt hij aan de tijd dat die bril een belofte inhield voor een stralende toekomst. Met heimwee denkt hij terug aan die tijd van onschuld toen hij nog geen kloof ervoer tussen (politieke) idealen en werkelijkheid. In deze fijne, scherpzinnige bundel krijgen we niet alleen een kritische blik op het heden maar ook een nieuwe blik op het verleden, dat ons verdeelt en samenbrengt.