Recensie door Frank Heinen
In de boeken van Robbert Welagen is het altijd zomer. Er heerst een vredige, bijna landerige rust waarin de hoofdpersonen zich traag en weinig doelgericht voortbewegen. Lange, eindeloze zomers zijn het, vol glazen limonade en lommerrijke tuinen waarin schommels staan. Door de geopende ramen hoor je in de verte de geluiden van de stad. De schijn van geluk wordt gewekt, en misschien ís dat er ook wel. Maar het is een broos soort geluk: één tikje en de barstjes worden zichtbaar.
In Verre vrienden, Welagens derde roman, spelen herinneringen wederom een belangrijke rol. Ging het in Philippes middagen nog om een familiegeschiedenis, in Verre vrienden speelt de mysterieuze vriendin Eline Combier de hoofdrol. Eline is een soort sprookjesprinses, hoogbegaafd én ontstellend mooi die in een ver verleden een zomer in de villa van de familie Stuart heeft gewoond. Worstelend met een overleden vader en een moeder die eist dat Eline haar talent ten volle benut, is Eline niet de eerste de beste dwarse puber. Ze ligt hele dagen in de hangmat in de tuin en leest in de Winkler Prins encyclopedie. Die moet ze voor het eind van de vakantie uit hebben.
De herinnering aan deze trage zomervakantie wordt bij Olivier Stuart opgeroepen als hij Eline na bijna vijftien jaar weer tegenkomt. Eline is verward en verwaarloosd en kort na hun hernieuwde kennismaking overlijdt ze zelfs. In zijn hoofd keert Olivier terug naar die ene zomer in 1994, een zomer waarin bijna niets gebeurde. Olivier runt inmiddels een hoedenwinkel in de stad, een mooie betrekking voor de ietwat wereldvreemde jongen die hij lijkt te zijn. In die zomer wordt hij tijdelijk in de schaduw gesteld door de excentrieke en opvallende Eline, maar dat lijkt hem niets uit te maken. Immers, ook als zij er niet is verkiest Olivier het liefst de schaduw. Het allerliefste zit hij in een van de hoge bomen in de tuin van de villa, gekleed in zijn eeuwige groene pyjama. Door het dragen van die pyjama vergelijkt Eline hem met Peter Pan, en daarmee legt ze de vinger pijnlijk op de zere plek.
Welagen gaat in Verre vrienden door waar Philippes middagen en Lipari ophielden. De zonnige, trage atmosfeer van Lipari en de wat meer unheimische kenmerken van Philippes middagen komen samen in een verhaal dat meteen, in de eerste zinnen, begint met een sterfgeval. De afloop is bekend, maar in plaats van de spanning daarmee weg te nemen, voert Welagen hiermee de spanning juist op. Wat is er gebeurd met dat briljante meisje dat op een middag zomaar de oprijlaan van de familie Stuart op kwam lopen? Eigenlijk geeft de schrijver geen antwoord op die vraag, zoals veel vragen onbeantwoord blijven. Want wat is er precies mis met een jongen van zestien jaar die in een groene pyjama rondloopt en hele middagen in een boom doorbrengt? Welagen werpt ze op, die vragen, zonder er verder op in te gaan. Dat is ook de grote kracht van de schrijver, die met zijn terloopse, uiterst precieuze stijl alles te raden overlaat.
Met die stijl is Welagens handelsmerk genoemd, een manier van schrijven die hij, in vergelijking met zijn vorige twee romans, verder heeft aangescherpt en die uitstekend geschikt is voor het oproepen van de milieus vol vergane glorie waarin zijn hoofdpersonages rondslenteren.
Het literaire spel dat Welagen speelt als het gaat om de strijd van Olivier met de moderne tijd, in één scène zelfs letterlijk, is een verrijking voor het boek. De komische passages zijn eveneens geslaagd: bij het beschrijven van het groepje vroegoude vriendjes van Eline en Olivier houdt de verteller voortdurend zijn gezicht in de plooi. Ook hier is de stijl van levensbelang: één slechtlopende zin en de zorgvuldig opgebouwde sfeer is om zeep.
Uiteindelijk komen we niet te weten wat er precies met Eline is gebeurd. Geeft ook niet; we hebben tenslotte weer een landerige zomer lang over de schouder van de virtuoze Robbert Welagen mogen meekijken.