Rob van Essen – Miniapolis

Transitroman met een skyline aan stijlen

Recensie door Thibault Coigniez

In de roman Miniapolis van Rob Van Essen is het plot een plaats waar de alwetende verteller rondjes draait. Omwegen, zwerftochten en doelloze fietstochten dienen om het verhaal niet te snel in het hart te treffen. De twee hoofdpersonages Wildervanck en Scherpenzeel lijken alle tijd van de wereld te hebben. Scherpenzeel is net aangenomen op het bijkantoor van een verzekeringsmaatschappij waar Wildervanck de scepter zwaait. Deadlines, kwartaalcijfers en geldzorgen zijn meer een zaak voor het hoofdkantoor, want Wildervanck en co hebben geen schroom om alle stress koeltjes te seponeren. De baas van het bijkantoor doet zelfs zijn uiterste best om niet te vlug de doodse sfeer van dat gebouw op te snuiven. Elke ochtend maakt hij steeds grotere lussen met zijn fiets. Van de ietwat vervallen herenhuizen, langs de verderop gelegen bedrijfsterreinen, tot aan de monotone nieuwbouwwijken aan de rand van de stad. Van Essen besteedt veel aandacht aan de betonnen jungle,waarin de personages hun weg zoeken. Die uitvoerige beschrijvingen dienen niet om orde te scheppen, want volgens de verteller ‘was dat maar schijn, alles was een momentopname, alleen voor de eendagsvlieg was de stad statisch, en dan nog moest-ie niet al te goed om zich heen kijken.’ 

Actie à l’adagio 

Wanneer de lezer toch een kaart van dat architecturale labyrint zou kunnen natekenen, dan moet hij zonder twijfel de punaise van het plot vastpinnen op de grote brug die over de rivier loopt. Het is daar dat Scherpenzeel een jongen aan een pijler heeft zien hangen, nadat hij in zijn appartement een briefje had gevonden waarop stond ‘Ga smorgens naar de brug.’ Diezelfde jongen blijkt dan ook nog eens een trouwe en om geldverlegen cliënt van het bijkantoor te zijn. De spanning wordt opgebouwd en Scherpenzeel gaat op speurtocht om te achterhalen wat Wildervanck allemaal weet over die zogenaamde Jonathan. 

Als de fascinatie van de lezer tot een hoogtepunt is opgevoerd, zouden de meeste auteurs hun personages langs allerlei intriges sturen om ze dan met een rotvaart richting de finale ontknoping te laten snellen. Van Essen haalt hier zijn schouders voor op. Hij legt de beide heren van het bijkantoor geen strobreed in de weg, wanneer zij doodgemoedereerd de stad uit fietsen. Ze belanden op het platteland, overnachten in hotels en lunchen op picknickbanken. Ondertussen verslindt Wildervanck de ene detectiveroman na de andere, maar niet om te weten wie het gedaan heeft. Volgens hem is het plot daarbij een noodzakelijk kwaad. Het is de sfeer die telt. Dat lijkt ook het adagium dat Van Essen zelf tijdens het schrijven van deze roman heeft gehanteerd.

Gondelmetaforen

Met originele zinsneden en aaneenschakelingen van beelden weet hij bij wijlen een intieme en haast mythische atmosfeer te scheppen. Wanneer Jonathan op zoek gaat naar zijn moeder, vindt hij haar terug tussen de daklozen bij het station. Ze is ‘een klein segment van de reusachtige, donkergrauwe mensenrups die zich tegen de tunnelwand aanschurkt’. Het is in de mijmeringen van diezelfde moeder dat de sfeer het meest intrigeert. Er is sprake van een groot gebouw met een plat dak waarlangs glazenwassers in gondels door de lucht bewegen. Dat staat soms in een paginalange zin geformuleerd, zodat er in dat ene beeld een ritmische dynamiek tot stand komt en de lezer er heerlijk in kan verzinken. Die hallucinerende waas bevindt zich in schril contrast met de landerige en slome ontwikkeling van het fietsuitje van Wildervanck en Scherpenzeel. Bij hen heerst de banaliteit. Al weet Van Essen te vermijden dat het ronduit saai wordt door pareltjes van metaforen in het rond te strooien. Het hoffelijke bekvechten over wie de rekening betaalt, wordt ‘de moeizame dans van zal-ik-ook en nee-dat-is-echt-niet-nodig’.  

Moedermanco

Af en toe schemert de plot door de metaforen heen. Dat gebeurt meestal tijdens de ontboezemingen van Scherpenzeel over de afwezige relatie ten opzichte van zijn ouders. Of tijdens de dialogen tussen Jonathan en zijn moeder. Net als in De goede zoon is een verstoorde moeder-kind relatie het hoofdthema van deze roman. Een moedermanco zo u wil. Dat moedermanco weet Van Essen op uiteenlopende wijzen te bestrijken. Thema’s als suïcide en psychiatrische behandeling komen op een nuchtere manier aan bod. En toch past de taboesfeer, die al te vaak rond deze onderwerpen hangt, naadloos in de labyrintische wereld waarin de personages zich bevinden. Zinnetjes als ‘ik heb je gekregen maar nooit gehad’ maken dat de combinatie van ontwapenende intimiteit bij momenten wonderwel kadert in de bevreemdende atmosfeer van het verhaal. Die paradox vormt ook de grootste sterkte van deze roman en kan enkel voortkomen uit het watermerk van een schrijver, die zijn arsenaal aan technieken op een beheerste manier weet te benutten.

Eclectische voorstudie

Dat levert evenwel een scala aan stijlen op, waardoor het geheel lastig te balanceren valt.  Er is het narratief van Wildervanck en Scherpenzeel dat goed past in de naoorlogse traditie van lanterfantende personages. De verhalen van Jonathans moeder over glanzenwassers in gondels evoceren dan weer een mythologische sfeer, die doet denken aan postmoderne romans zoals Tongkat van Peter verhelst. Een van de dingen die beide vertelstijlen gemeen hebben is hun relatieve plotloosheid. Het feit dat Van Essen juist een plotlijn gebruikt om beide met elkaar te verbinden is daarom des te opmerkelijker. Het resultaat zou gekunsteld aandoen als de rake metaforen en hilarische opmerkingen er niet waren geweest. ‘Ergens iets van zeggen was nutteloos… Het liefst had hij die tekst op een tegeltje geschreven, een flink dikke tegel, en er iemand de hersens mee ingeslagen.’ Als zo’n zin u zelfs niet doet grinniken, dan wendt u zich beter tot de doodserieuze literatuur.

Ondanks de kwinkslagen en de tedere zinnetjes blijft Miniapolis bij momenten overkomen als een, weliswaar zeer goed uitgevoerde, voorstudie van dat wat Van Essen ons in de toekomst kan voorschotelen. Het bouwplan voor een lanterfanterboek of net de blauwdruk van zijn eigen hedendaagse mythe. Miniapolis is een transitroman vol straten, tramlijnen en fietspaden. Het plot is een bouwput van waaruit de auteur een literaire skyline laat verrijzen. Hopelijk laat Van Essen bij zijn volgende worp de lezer de stad even ontvluchten, zodat die vanop een afstandje op zijn minst eens één wolkenkrabber in volle glorie kan aanschouwen.

 

Omslag Miniapolis - Rob van Essen
Miniapolis
Rob van Essen
Verschenen bij: Atlas Contact (2021)
ISBN: 9789025472030
224 pagina's

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Thibault Coigniez:

Vederlichte verzen

Over 'Van vogels krijg je nooit genoeg' van Jan de Bas & Arie Bijl

Recent

26 september 2023

Facsinerende zoektocht van jonge vrouw

Over 'Het kunstzijden meisje' van Irmgard Keun
25 september 2023

‘Liegen is de laatste brug naar redding zonder hoop'

Over 'Ten oosten van de Middellandse Zee ' van Abdelrahman Munif
23 september 2023

333 gebruiksaanwijzingen bij jezelf

Over 'Heel de wereld wordt wakker' van Jaap Robben
22 september 2023

Eigen tekortkomingen actief in jezelf bestrijden

Over 'Het bouwen van een zenuwstelsel. Een memoir' van Margo Jefferson

Verwant