Wie het werk van Rita Monaldi en Francesco Sorti gelezen heeft, weet wat in elke roman te verwachten valt: een duizelingwekkende hoeveelheid historische feiten en weetjes die – voor wie eventjes niet goed oplet – de onderliggende rode draad eerder versluieren dan ontsluieren; een ander vast ingrediënt is de Historische Onthulling. Ook in Mysterium gaat weer het broze glas van een van de vele vensters op de geschiedenis aan gruzelementen.
Het bespreken van een roman waarin een Historische Onthulling gedaan wordt, is extra precair. Het weergeven van de hoofdlijnen van een verhaal dat zo veel taalkundige, historische en filosofische kennis overdraagt, vereist een omzichtig verwoorde recensie.
Toch zou een bijna 800 pagina’s dikke roman beslist tekortgedaan worden indien de recensent er slechts een kort stuk aan zou wijden — een kort stuk waarin, omwille van de wens om de onthulling niet prijs te geven, het vele fraais dat de roman te bieden heeft versluierd werd.
Tweemaal viel de term ‘versluieren’. Dat is niet toevallig. In het geval van Mysterium is er iets bijzonders aan de hand: de roman gaat vergezeld van een literaire pendant, ofwel een parallelle vertelling in de vorm van de miniroman Versluiering, waarin letterlijk ‘de andere kant van het verhaal’ belicht wordt: vanuit een ander perspectief, maar wel door dezelfde verteller. Monaldi & Sorti spreken in dit verband wel van ‘De ring van Möbius’, en leggen zo een verband tussen dit lemniscaat-achtige fenomeen en hun nu al indrukwekkende oeuvre.
Bovengenoemde zaken klinken de niet-ingewijde lezer wellicht cryptisch in de oren. Om het overzicht te behouden, volgt eerst een korte synopsis van het verhaal, vervolgens enkele subthema’s die daarin aan de orde komen, daarna het Möbius-concept van Monaldi & Sorti, om ten slotte – uiteraard zonder de Historische Onthulling te verklappen – een afrondend oordeel te geven van Mysterium.
Synopsis
De zevendelige polyptiek die in 2002 met Imprimatur het levenslicht zag, draait in elk deel om dezelfde hoofdpersoon: Atto Melani (1626 – 1714), voormalig castraatzanger, abt, in zijn latere jaren vooral spion van de Zonnekoning en diplomaat (of beter nog: politiek manipulator) aan enkele gezagwekkende Franse en Italiaanse hoven. In de voorgaande delen Imprimatur, Secretum en Veritas kreeg de lezer inzicht in Melani’s volwassen leven en in het laatstgenoemde deel speelde de verhaallijn zich zelfs deels af na zijn dood; in Mysterium nemen de auteurs een sprong terug in de tijd en wordt ons een blik vergund op de periode waarin de jonge Atto Melani reeds een succesvolle castraatzanger is, maar eveneens nog een onschuldige jongeling wiens karakter op de drempel van de volwassenheid in razendsnel tempo verandert en de sluwe, berekenende kenmerken ontwikkelt waar hij in zijn verdere leven om bekend zal staan.
Het verhaal wordt verteld door een naamloze secretaris, wiens taak het is over Atto’s gezondheid en welzijn te waken. Plaats van handeling is een schip dat Atto en een klein reisgezelschap van wetenschappers en artiesten vanuit Italië naar Frankrijk moet brengen, alwaar zij in opdracht van kardinaal Mazarin aan het koninklijk hof in Parijs in een met raadselen omgeven opera zullen schitteren. Maar de tussenkomst van Barbarijse piraten dwarsboomt deze plannen. Vervolgens lijdt het gezelschap schipbreuk, waardoor de leden gedwongen zijn tot een geïsoleerd verblijf op het eiland Gorgona in de Toscaanse Zee. Op dit eiland speurt het groepje, inmiddels aangevuld met twee van de piraten die hen gevangen hebben gehouden, naar een schat die daar zou zijn verstopt: een aantal verloren gewaande literaire meesterwerken uit de Oudheid.
Hermetisch
Binnen dit raamwerk ontvouwt zich een complex verhaal waarin tal van historische feiten uit de doeken worden gedaan en een tiental personages met veelal zeer verschillende achtergronden en karakters een tijdlang tot elkaars gezelschap veroordeeld is. Dit is typerend voor het zevenluik waarvan Mysterium deel uitmaakt: Monaldi & Sorti plaatsen hun personages opvallend vaak in een hermetische situatie, waaruit ze niet of pas na een tijd kunnen ontsnappen. In Imprimatur is herberg De Schildknaap, waar de gasten wegens quarantaine verplicht binnen moeten blijven, daarvan een fraai voorbeeld, evenals de duolocaties Villa Spada en Villa het Schip in Secretum, en het Klooster Zonder Naam en de Plaats Zonder Naam in Veritas. Dit narratieve middel van de locatiedwang billijkt lange conversaties, want de personages kunnen nergens anders heen en hebben nauwelijks iets anders omhanden: ze converseren als het ware om de tijd door te komen.
In Mysterium is die hermetische plek in eerste instantie een schip, en later vooral het eiland waarop ze schipbreuk lijden. Op microniveau gebeurt iets soortgelijks: bepaalde personages, al dan niet tegelijk, bevinden zich gezamenlijk op een bepaalde locatie – een bospad, de Oude Toren, een huis, een grot – en voeren onderwijl soms ellenlange gesprekken, of luisteren elkaars gesprekken juist af. Die gesprekken vormen het vehikel waarop de historische thema’s naar de lezer worden getransporteerd. Een vehikel dat diep doorbuigt onder zijn bagage, die gevormd wordt door zaken van wetenschappelijke, letterkundige, filosofische en religieuze aard.
‘De lezer moet leren’
Zo luidde de kop van een artikel in het Haarlems Dagblad van 1 juni 2011, de dag waarop Versluiering verscheen als geschenkboek in het kader van De Maand van het Spannende Boek. Francesco Sorti lichtte die kop als volgt toe: ‘Wat we leren, leren we van het verleden. De reden dat we geen hedendaagse romans schrijven, is dat, om daar goed over te kunnen schrijven, je afstand moet nemen. Die afstand is echt noodzakelijk als je echt iets van een tijdsgewricht wilt leren. In onze romans willen we het ook hebben over verwachtingen, mysteries, ontdekkingen.’
Leren van het verleden dus. En er vált in Mysterium een hoop te leren, niet alleen zware kost, maar ook luchtige weetjes en feitjes. Zo is de stad Amaurotum overgenomen uit Utopia van Thomas More en bevat de beschrijving ervan elementen van Lycurgus’ oude Sparta, bijvoorbeeld het feit dat goud en zilver worden veracht en het financieel stelsel wordt gebaseerd op ijzeren munten. Ook het van overheidswege strenge ingrijpen in de vrijheden van de burgers is aan de Spartaanse wetgever Lycurgus ontleend. In genoemde zaken vindt de uitdrukking ‘een Spartaanse opvoeding’ zijn herkomst.
Meer utopische namen passeren overigens de revue, zoals Nusquama, wat eveneens uit Thomas More’s bekendste werk stamt en in de vorm van het Latijnse woord nusquam de betekenis ‘nergens’, ‘in geen geval’ heeft. Nog zo’n voorbeeld is Taprobana, een verwijzing naar De Zonnestad van Tommaso Campanella. Thomas More’s Utopia, Lycurgus met zijn Spartaanse wetten, Campanella en ook Hippodamus van Milete, de stedenbouwkundige die letterlijk lijn bracht in de wanordelijke oudgriekse planologie: alle verwijzen ze naar de denkbeeldige staat, de ideale staat, de onmogelijke staat.
Nóg een weetje, ten slotte: de etymologie van het woord ‘laconiek’ blijkt zijn oorsprong te hebben in de landstreek Laconië in het oude Griekenland, waar eerdergenoemde Lycurgus de jongeren opdroeg te leren spreken met weinig, maar doeltreffende woorden, het zogenaamde ‘laconieke spreken’.
Traktaatroman
Monaldi & Sorti gaan in hun historische waarheden en feitenverzamelingen zo ver dat er, niet in het minst door de vertelvorm van Mysterium – een aan een scheepsjournaal of dagboek gelijkende reeks ‘Vertogen, Redeneringen en Berichten’, waarbij het puntsgewijs opsommen van stellingen en commentaar daarop niet geschuwd wordt – gesproken kan worden van een subgenre binnen de historische roman: de traktaatroman, waarbij Monaldi & Sorti voortborduren op het oeuvre van landgenoot Umberto Eco, maar tevens de grenzen van de leesbaarheid een fiks eind oprekken en een behoorlijke dosis doorzettingsvermogen en concentratie van hun lezers vergen.
Islam
Ook voor Monaldi & Sorti is de toenemende islamisering in westerse landen een onverminderd actueel thema. Sinds de middeleeuwse kruistochten is Europa niet meer losgekomen van de strijd tegen of de angst voor de volgelingen van Mohammed. Waren het in Veritas met name de Turken uit Constantinopel die een politieke en religieuze dreiging vormden, in Mysterium komt de overheersing vanuit een andere hoek: piraten uit Barbarije (ruwweg het gebied dat nu bekendstaat als Algerije en Tunesië) maken de Middellandse Zee onveilig en enteren het schip waarop Atto en zijn vrienden zich bevinden.
Zo brengen Monaldi & Sorti een paar obscure mohammedaanse kaperbiografieën uit de zeventiende eeuw voor het voetlicht en laten ze niet na kritiek uit te oefenen op de eenzijdige westerse kijk met betrekking tot de huidige problematiek rondom extremistische terreuracties:
‘(…) werp een blik op de scheepswerven van Tripoli, Algiers, Tunis, en praat met de gilden. Je zult zien dat de timmerlieden, de scheepmakers, al het werktuigbouwkundig volk bestaat uit Italianen uit Napels, Venetië, Genua en Palermo, betaald om in Barbarije de schepen te bouwen waardoor later hun landgenoten worden geënterd. En waarvandaan, denkt u, komen de katrollen, de sluitringen, het want, de kompassen, de krukassen, de zeilstoffen waarmee je die schepen bouwt, en die niemand in die regentschappen kan vervaardigen? Ze worden gekocht van Engelsen en Hollanders, die hun waren op maat gemaakt voor de behoeften van de Barbarijers op de markt van Livorno brengen. Daar verkopen Joodse kooplieden ze voor het vijfvoudige door aan de afgezanten van de regentschappen. Jullie christenen hebben zo’n grote mond tegen ons Barbarijse kapers, maar met de rechterhand bevechten jullie ons met schepen en kanonnen, terwijl jullie ons met de linker volstoppen met geld en wapens. De schrik vanuit het oosten wordt vanuit het westen gewenst, geduld, georganiseerd.’
Zwartepiet
En dan, na een lange aanloop en diverse gebeurtenissen en omzwervingen van de personages, volgt die welbekende Historische Onthulling. Omwille van de ‘versluiering’ moet daarover in deze bespreking gezwegen worden. Wel kan worden gezegd dat Italië door het schrijversechtpaar weer de zwartepiet krijgt toegespeeld. Na de boycot die volgde op hun eersteling Imprimatur kwam het tussen Monaldi & Sorti en hun thuisland nooit meer goed. En dus zijn het eens te meer werkelijk bestaande personen uit het roemruchte Italiaanse verleden, en – traditiegetrouw, zou je bijna zeggen – de Kerk en haar exponenten die ‘het weer gedaan hebben’.
‘Hoe kon je modder van blubber onderscheiden? Waar begon de stroom leugens? Bestond het dat niemand ooit had gezien en bekendgemaakt in welk moeras iedereen belandde die diep doordrong in het onbekende gebied van de antieke, en nog oudere geschiedenis? Waar andere geleerden van uitgingen, wat ze voor waar aannamen, hing aan een dun draadje twijfel, veronderstelling, hypothese, zelfs pure fantasie.’
De ring van Möbius
In Utrecht, tijdens de vierde Belle van Zuylenlezing op 11 december 2008, zetten Monaldi & Sorti hun ideeën omtrent ‘De ring van Möbius, ofwel Van de Geschiedenis en de Roman (om maar te zwijgen van de filosofie)’ in een lange lezing uiteen. Een begeleidend tweetalig boekje (eigenlijk een traktaat!) werd aan de aanwezigen uitgereikt.
Monaldi & Sorti plaatsen de historische roman in het kader van de Möbiusring. Wie niet weet wat dit is, neme een lange smalle strook papier. Bevestig de beide uiteinden aan elkaar, maar dan wel na een van de uiteinden een halve slag gedraaid te hebben. Zo ontstaat er een ring waarvan de ‘bovenkant’ onherroepelijk overloopt in de ‘onderkant’.
Onlosmakelijk met elkaar verbonden en in elkaar overvloeiend: zo zien Monaldi & Sorti de relatie tussen herinnerd verleden (de geschiedenis) en verbeeld verleden (de roman). Zo is elk van beide aspecten tevens zijn tegendeel.
Volgens deze zienswijze construeren Monaldi & Sorti de vier laatste romans van hun zevenluik, waarvan de Latijnse titels een acrostichon vormen: Imprimatur Secretum Veritas Mysterium Unicum (de laatste twee titels houden de auteurs angstvallig geheim): ‘De Waarheid mag Gedrukt worden, maar het Geheim ervan zal een Mysterie blijven. Het Enige…’ De vier laatste romans vormen een vierluik binnen de polyptiek en zullen elk vergezeld gaan van een literaire tegenhanger c.q. aanvulling. Zo is het schrijversechtpaar – mede door het grossieren in traktaatromans – bezig in rap tempo een indrukwekkend oeuvre op te bouwen.
Recensie
Kort en goed—het vierde deel in het ambitieuze zevenluik is Mysterium, waar de liefhebber vijf jaar op heeft moeten wachten. (De twee titels van een andere reeks, De twijfel van Salaì en Het ei van Salaì, verschenen tussentijds maar blijven in deze bespreking buiten beschouwing.)
Wie geen Monaldi & Sorti-adept is, maar wél van historische romans houdt, hoeft zich niet te laten afschrikken door het aantal pagina’s. De laatste honderd pagina’s zijn gewijd aan bronnenverantwoording en aanvullende uitleg. Voor wie alles nog eens minutieus wil napluizen, is deze coda zonder meer interessant. Wie alleen is geïnteresseerd in het verhaal, staat voor de toch nog veelomvattende taak zevenhonderd bladzijden te lezen. Toch loont het zeker de moeite, niet in het minst vanwege de Historische Onthulling die, als de auteurs het bij het rechte eind hebben, bepaald wat oudheidkundig stof zou kunnen doen opwaaien; ook spreken de onverwachte plotwendingen tot de verbeelding, net als de altijd aanwezige magisch-realistische elementen, de soms doldrieste gebeurtenissen en het spel dat wordt gespeeld met de (verdraaiing van de) waarheid.
‘“We leven in een tijd waarin iedereen alles maar slikt,” zei hij op bitter sarcastische toon, “en ik durf te wedden dat het over drie- of vierhonderd jaar
nog zo zal zijn, tot aan het einde der tijden. Je hoeft een en ander maar eindeloos te herhalen en het wordt bijna als bij toverslag waar.”’
De keuze om de jongelingsjaren van Atto Melani te belichten is het enige manco aan de roman. Waar in voorgaande delen de scherpte van zijn personage en zijn psychologisch-strategische spelletjes een van de hoogtepunten vormden, blijft de karakterisering van de jonge Atto nu een beetje aan de oppervlakte. Het trio van wetenschappers – en de mysterieuze secretaris – zorgen weliswaar voor het nodige verbale vuurwerk, maar het sissende venijn van de ontmande manipulator op het latere politieke strijdtoneel mag in het vijfde deel, Unicum, weer volop de boventoon voeren.
In stilistisch opzicht valt in Mysterium op dat het veelgeprezen ‘barokke’ bloemrijke taalgebruik minder pregnant de aandacht vraagt. Welluidend, eloquent – welzeker. Maar meer dan in de voorgaande delen is het taalgebruik toegankelijker en compacter geworden. Door deze ontwikkeling is het mogelijk dat Monaldi & Sorti een nieuw lezerspubliek (dat voorheen misschien over de ongebreidelde breedsprakerigheid struikelde) aan zich zullen binden.
Wie Mysterium recenseert, kan er niet omheen: de roman en zijn pendant Versluiering werden in diverse media niet bepaald de hemel in geprezen. Over Mysterium: ‘hyperventilatie’, ‘drogredeneringen’; over Versluiering: ‘piepend benauwd’, ‘geen touw meer aan vast te knopen’, ‘oersaaie onthulling in flashback’. Is deze kritiek verdiend? Het is waar dat de argumentatie en verdediging van de in Mysterium gedane oudheidkundige onthulling weinig overtuigend en eenduidig uit de verf komt. Ook is het waar dat de plot minder geloofwaardig is dan die in de voorgaande drie delen, met name door sommige kolderieke plotwendingen en personages. Versluiering bevat weliswaar (in verhouding tot het aantal pagina’s) veel informatie, maar kritiek daarop zegt meer over de lezersverwachting ten aanzien van een dun boekje dan over de daadwerkelijke ratio informatie – boekomvang. Over de juistheid van de keuze om van Versluiering een miniroman te maken, kan getwist worden; wellicht was het verhaal beter uit de verf gekomen als het binnen het bestek van 150 of 200 pagina’s was verteld. Los van argumenten tegen bepaalde historische of plotkeuzes, bieden zowel Versluiering als Mysterium een boeiende kijk op de protagonist van het zevenluik – Atto Melani –, een weelderige rijkdom aan wetens- en lezenswaardigheden en een doorgaans goed te volgen verhaallijn, al is die dan ook lang en breed uitgesponnen.
Vooruitblikken
Monaldi & Sorti-fans (of moet er gesproken worden van Atto Melani-fans?) zullen verwachtingsvol uitzien naar het laatste deel van de polyptiek. Rijen wachtenden voor de boekhandels, zoals bij elk nieuw deel van Harry Potter, zijn niet te verwachten, maar die prangende vraag zal toch branden op ieders lippen: welke les wil Atto ons leren? Welke les willen Monaldi & Sorti ons leren, ofwel: hoe luidt het volledige acrostichon?
In hun interviews en tijdens hun lezingen licht het schrijversechtpaar soms tipjes van de sluier op. Wat is bijvoorbeeld de rol van de in Versluiering aangeroerde verhaallijn rondom de moord op Giuliano de’ Medici, de broer van ‘Il Magnifico’ Lorenzo de’ Medici? De twee Medici’s worden in Mysterium kort ten tonele gevoerd, maar in Versluiering is hun rol relatief groot als je het aantal pagina’s in ogenschouw neemt. Wellicht veelzeggend in dit verband is dat Atto Melani ook geheim agent was in dienst van de Medici’s. Speelt het volgende deel, Unicum, zich voornamelijk af in Florence?
Wat bedoelen Monaldi & Sorti wanneer ze in hun Belle van Zuylen-lezing opmerken: ‘(…) de tragedie van de stervende Mensheid. Laat ze troost putten uit de wetenschap dat wij met ze geleden hebben, want in de Tragedie-van-de-Stervende-Mensheid is geen toeschouwer niet tevens acteur: om met Karl Kraus te spreken, onze tragische held, die de gehele Mensheid is, heeft geen andere toeschouwer dan zichzelf.’ ?
Vragen die vooralsnog onbeantwoord blijven. Ervan uitgaand dat er eerst een nieuw deel uit de Salaì-reeks zou kunnen verschijnen (waarschijnlijk een verademing voor de auteurs, na het uitputtende Mysterium), kan het nog een hele tijd duren voordat Monaldi & Sorti zich helemaal blootgeven. Of liever: voordat de Versluiering zal zijn opgeheven.
Mysterium
Auteur: Rita Monaldi & Francesco Sorti
Vertaald door: Jan van der Haar
Verschenen bij: Uitgeverij Cargo (De Bezige Bij) (september 2011)
Aantal pagina’s: 799
Prijs: €24,90