In een graf ligt een dode man. Ernaast staat een andere man die met de dood van de eerste te maken heeft en zichzelf geen moordenaar voelt. Dat valt te lezen op de eerste twee pagina’s van Mannenmaal, de tweede roman van Rinkse Hillen. Pagina’s die vanaf dat moment intrigeren. De overledene is Ben, een beroemde kunstschilder, de ander is Wout, neonatoloog en echtgenoot van kunstjournalist Eva. Zij heeft Ben, haar vroegere geliefde, recentelijk aan een serie diepte-interviews onderworpen.
In afwisselende hoofdstukken volgen we de degelijke, betrouwbare Wout en de wat zweverige Eva. In haar ogen is hun huwelijk mat, spanningsloos. In een subtiele formulering geeft Hillen Eva’s blik op haar man weer: ‘Op de trap stonden zijn schoenen. Nette, zwarte schoenen, met kerven, naadjes, vouwen voor de neus en kleine afgesleten stukken aan de punt. De soevereiniteit van zijn lichaam, van zijn karakter, maar zijn schoenen stonden hier op deze tree, onbeholpen en achtergelaten. Zijn onvermogen zat in deze schoenen, met hun ijverige stappen.’ Schoenen met ijverige stappen, hoe mooi kun je een karakter weergeven.
De ontbrekende opwinding vindt Eva terug bij Ben, als ze voor het eerste interviewgesprek komt. De seksuele aantrekkingskracht is er onmiddellijk weer, of nooit weggeweest in de tien jaar dat ze elkaar niet hebben gezien. Behalve geïnterviewd worden wil Ben Eva ook schilderen. Naakt. Daarmee begint hij bij het tweede interviewbezoek en Eva beleeft dan ook al een orgasme, zij het niet door toedoen van Ben. Kort ervoor had Eva tegen Wout tijdens de seks gefluisterd: ‘Wil je niet een keer met een ander naar bed?’ Wout voelt daar niets voor maar begrijpt wel dat Eva’s ex een rol speelt in de opmerking. Hillen brengt hiermee een erotiek in het boek die vervolgens dominant aanwezig blijft.
Doodzieke baby
Ondertussen worstelt Wout in het ziekenhuis met het feit dat hij ‘het meisje met de blaarziekte’, een doodzieke, pijn lijdende baby na haar geboorte in leven heeft gehouden. Daar komt bij dat internationale kranten hem belasteren omdat hij euthanasie bij pasgeborenen mogelijk wil maken. ‘If you travel to Holland, don’t bring your children.’ ‘Mengele is still alive and lives in the Netherlands.’ Maar baby Josefien moet hij met een morfinepomp aan haar ouders mee naar huis geven. Als Eva hem over haar gevoelens voor Ben vertelt, wil Wout het allemaal ruimdenkend laten gebeuren, wat niet voorkomt dat de stress in hun huwelijk oploopt. Wout besluit Ben op te zoeken en er ontstaat een merkwaardige driehoeksrelatie.
Auteur Rinske Hillen (1975, studies rechten, filosofie) werkte als griffier, schreef voor verschillende media en wijdde zich aan haar kinderen alvorens zich fulltime op het schrijverschap te richten. In haar verhalen heeft ze de behoefte om pijnlijke zaken bloot te leggen, vertelt ze in een interview in Vrij, bijlage van enkele Noord-Hollandse dagbladen. In Mannenmaal zijn dat grote thema’s zoals de vrijheid om te leven zoals iemand wil – hoewel die vrijheid in dit geval beperkt blijft tot de liefde, in casu seks – en euthanasie bij pasgeborenen. Wat dat laatste betreft werd Hillen geïnspireerd door het Groningen-protocol, dat voorziet in richtlijnen en criteria waarmee artsen zonder gevaar voor strafvervolging het leven van een pasgeborene kunnen beëindigen in het geval van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.
Als Wout tegenover de ouders van Josefien zijn twijfel heeft uitgesproken, zegt arts-assistent Saar: ‘Hebben die mensen daar wat aan, dat je toegeeft dat je twijfelt over je keuzes?’ […] Wout: ‘Ik geloof in twijfel en het toegeven daaraan. Als het erop aan komt willen mensen de waarheid weten. Die hebben ze nodig. Als ze boos op me willen zijn, mag dat. Dat geeft ze iemand om zich op af te reageren. Maar wat ze verdienen is de realiteit. De realiteit is dat er doodzieke kinderen worden geboren die niet meteen sterven. De realiteit is dat mensen makkelijk oordelen en flauwekul schrijven in de krant. De realiteit is dat mensen kinderen maken, fouten maken en dat kinderen sterven. Als je de realiteit niet kunt omarmen, wat doe je hier dan?’ En met hier bedoelt hij de mensen op deze wereld.
Onvolkomenheden
Voor haar eerste roman Houtrot (2017) werd Hillen geïnspireerd door de instorting van twee grachtenpanden aan de Keizersgracht in Amsterdam in 1998. In de roman zijn de gevolgen van een verrotte fundering van een grachtenpand het decor voor ingewikkelde menselijke relaties. Familieloyaliteit, niet geuite wensen, te hoge verwachtingen, verraad, het komt allemaal voorbij. Personage Wenksterman wordt omringd door een dochter, een minnares en een echtgenote in een psychiatrische inrichting, en door gebrek aan geld voor de renovatie van zijn pand. Een familiegeheim komt aan het licht en alle relaties raken in verval, net als Wenkstermans huis. Jammer van een paar ongerechtigheden in het boek: Iemand trekt haar schoenen uit terwijl ze dat een paar pagina’s eerder ook al deed, en er wordt op een feestje een boek van een tafeltje gepakt waarna de personages zich naar een ander deel van de kamer verplaatsen en daar wederom datzelfde boek van een tafeltje pakken. Je vraagt je af waar redacteuren toe dienen.
In Mannenmaal overtuigt het personage Eva niet helemaal. Ze wordt enerzijds geprofileerd als een kwetsbare vrouw met kinderlijke trekjes, die bijvoorbeeld tijdens een levensgevaarlijke verkeerssituatie in een gladde haarspeldbocht haar tong in de autospiegel bekijkt, in plaats van haar man te helpen bij het oplossen van het probleem. En als Wout in hun slaapkamer het bed verschoont en hij Eva vraagt te helpen, zegt zij: ‘Dat vind ik moeilijk.’ Een volwassen vrouw die het ‘moeilijk’ vindt om een bed op te maken?
Hillen geeft Eva een soort naïviteit mee die niet strookt met de weloverwogen beslissingen en redeneringen over de omgang met Ben, niet met haar stellige optreden als het om haar zoontje gaat, niet met haar werk, en ook niet met de gedachte ‘Natuurlijk had Ben het haar niet gezegd, niets willen zeggen, ze had hem nooit toegestaan te sterven.’ In het licht daarvan wordt Eva een naar egoïsme neigende vrouw die vooral naar vrije seks verlangt maar tegelijkertijd iemand anders zijn persoonlijke vrijheid ontzegt.
Wat een beetje stoort is het voortdurende gebruik van de naam Ben. Aan vrijwel alles wat Eva zegt of vraagt voegt ze zijn naam toe, en later doet Wout hetzelfde. Dat in Bens laatste maanden geen sprake is van enig ander individu, en alleen Wout en Eva – afzonderlijk van elkaar – in een ondoorzichtig bondgenootschap betrokken en verantwoordelijk zijn, doet onwaarachtig aan.
Filosofische meerwaarde
Niettemin zijn de minder geloofwaardige keuzes ondergeschikt aan Hillens vermogen om met een boeiend boek te komen. Zij weet een thrillerachtige spanning op te bouwen en tot het einde toe vast te houden, zelfs al is de afloop in haar beide romans niet heel verrassend. De scènes zijn levendig, goed getimed en de personages levensecht. De filosofische visies die Hillen in de boeken legt vormen een meerwaarde zonder dat de filosofie nadrukkelijk aanwezig is. Dat de kunst van het schrijven haar in het bloed zit, is wel bewezen.