Frederika en haar man Henrik hebben besloten uit elkaar te gaan, en die breuk is op het oog bedrieglijk liefdevol. Van de laatste keer samen de feestdagen vieren tot Henriks gewoonte ’s ochtends haar koffie te maken, zelfs als het hoge woord er al uit is; alles lijkt op het patroon van een gelukkig getrouwd stel. Dat is het uitgangspunt van Riikka Pulkkinens De kinderplaneet, de roman die in 2018 uitkwam en in 2020 in de Nederlandse vertaling van Annemarie Raas verscheen bij De Arbeiderspers.
Maar onder de rimpelloze oppervlakte die Pulkkinen schetst, roert zich iets. Het ‘we’ en ‘ons’ dat Frederika bezigt, komt voort uit gewoonte: ze vult in wat Henrik voelt en vindt, ze denkt zoals een koppel in plaats van zoals een individu. ‘We voelen ons goed’, ‘(…) we zouden niet blijer kunnen zijn’, ‘We zouden ons net zo goed in het heelal kunnen bevinden, omdat we los zijn van onze eigen tijd of ons besluit uit elkaar te gaan’. Praten, écht praten over de scheiding doen zij en Henrik niet, totdat ze er uiteindelijk niet meer aan ontkomen. Plotseling gebruikt Frederika het defensieve ‘ik’ en ‘hij’. Henrik verwijt haar dat ze gevoelloos is, dat ze mensen – onder wie hij ook valt – veroordeelt tot iets wat zij verzonnen heeft. ‘Je schrijft een script voor dit soort situaties en beeldt je dan in hoe de mensen moeten zijn,’ zegt hij. In de weken erna raken ze elkaar niet meer aan.
Frederika’s angst
Pulkkinen is een meester in het vormgeven van een ogenschijnlijk doorsnee setting: een simpel en vredig eettafereel met geurige zelfgemaakte baksels, of de zon die door de kieren van gordijnen valt herbergen na eerste lezing zo veel meer dan alleen die volmaakt lichte buitenkant. Al snel wordt Frederika’s persoonlijke verslag van de beslommeringen die een scheiding met zich meebrengt – de inhoud van kastjes uitzoeken en haar vondsten droogjes benoemen, meubels verdelen, onderling afspraken maken en schema’s in rastervorm uittekenen – onderbroken door een andere verhaallijn, De geschiedenis van de angst. Een alwetende verteller tekent die op. Af en toe lijkt deze nieuwe stem er een sadistisch genoegen in te scheppen om enkele personages aan hun eigen keuzes ten onder te laten gaan. Die personages zijn onderdeel van Frederika’s verleden: drie studentes, die er met de moed der wanhoop voor proberen te zorgen dat een van hen op tijd wordt behandeld voor haar psychische aandoening.
Wanneer Frederika kort na haar breuk met Henrik verhuist naar een treurige flat vlakbij ‘Psychiatrisch ziekenhuis Hesperia’, dient zich de vraag aan wie ze nog is zonder degene die ze haar man noemde. Óf ze wel een eigen identiteit heeft. Het is het begin van een periode vol onzekerheid, waarin ze worstelt met de ouderschapsregeling die zij en Henrik na veel discussiëren en ruziën hebben getroffen, waarin ze haar peuterdochter in het gareel moet houden, ze zich afvraagt of ze een slechte moeder is en een mogelijk nog slechtere huisvrouw en waarin ze zich ergert aan die irritante buurman en zijn hond. Dat psychiatrische ziekenhuis op de achtergrond is dramatische ironie: je weet dat er iets is met dat ziekenhuis wat Frederika angst inboezemt, iets met gekte in het algemeen wat haar bang maakt. Waarom is ze zo gefixeerd op de instelling?
Filosofische bespiegelingen
Pas later begrijp je welke rol Frederika zelf heeft gespeeld in haar verleden en denk je als lezer te begrijpen waarom ze is geworden wie ze nu is. Iemand die kastjes liever gesloten laat dan uitpluist, die zich te veel aantrekt van wat anderen over haar denken en van haar vinden, die graag de regie voert, overal controle over wil hebben. De scheiding is niet alleen die van haar en Henrik, maar ook die van Frederika’s oude en huidige zelf. De versnippering van verhaallijnen, stemmen en metaforen maakt dat je je als lezer afvraagt hoe veel verschillende verhalen er überhaupt te vertellen zijn. En vooral: welk van die verhalen waar is.
Die constante twijfel vormt het uitgangspunt voor Frederika’s filosofische bespiegelingen over de mogelijkheden van het bestaan, over de rollen die mensen aannemen ondanks of dankzij de gegeven mogelijkheden en tegenslagen, over de wereld die iemand wil achterlaten voor (hypothetische) kinderen. Zo valt op dat Frederika haar dochtertje standaard ‘de kleine’ noemt, alsof elk kind ter wereld in haar plaats zou voldoen. En dat is juist niet het geval, want Frederika is angstaanjagend veel bezig met het moederschap; hoe ze haar kind opvoedt, of ze het wel genoeg waardeert, koestert en verwent. Die afstandelijke bijnaam, ‘de kleine’, impliceert dat het verhaal over elke ouder zou kunnen gaan en dat alle ouders dezelfde tegenslagen en worstelingen kennen, hoe geïsoleerd en uniek ze zich in hun vertwijfeling ook voelen.
Weergaloos onbetrouwbare verteller
Daarmee ontstijgt De kinderplaneet het particuliere verhaal van de huwelijksproblemen van Henrik en Frederika, dat haast enkel een vehikel lijkt te zijn, een opstapje naar een onderzoek betreffende de essenties van het bestaan. Tegelijkertijd is het de kern van de vertelling: samen zijn of alleen zijn staan niet lijnrecht tegenover elkaar, maar worden eerder onderzocht als verschillende mogelijkheden binnen de opvattingen van individuen en maatschappij over relaties. Pulkkinen kaart verschillende andere overkoepelende thema’s aan: waar zijn we thuis, wie zijn ons thuis, wat betekent tijd voor de relaties die we onderhouden, is tijd opofferen aan de ander het ultieme offer? Geef je daarmee iets van jezelf weg, en word je ooit weer ‘heel’? Die vragen resoneren in Frederika’s reflecties. Haar angsten strekken zich uit over alle facetten van het leven en komen in elke periode van haar leven terug.
Dat is ook meteen de paradox van haar bestaan: er is zo veel om bang voor te zijn dat ze het net zo goed niet zou kunnen zijn. Maar helpt dat besef haar, laat ze haar angsten los? Er is geen catharsis in de strikte zin van het woord. Als lezer blijf je je afvragen wat Frederika verzonnen heeft en wat er echt zo is gebeurd als je het krijgt voorgeschoteld. Ze is een weergaloos onbetrouwbare verteller. Meermaals denk je: hoe kan het dat ik zo ontzettend veel weet over de beweegredenen van dit personage, deze verteller, en haar tegelijkertijd zo slecht ken? Misschien is het antwoord daarop: omdat je ook over jezelf leest, en over ieder ander. In De kinderplaneet wordt de wereld nietsontziend geanalyseerd, soms op hoopvolle, soms op pessimistische toon, maar wordt ook een rigide zelfonderzoek voltrokken.