Wie plaats neemt in de redactie van een literair tijdschrift, doet dit om de schitteringen in de literatuur mede prijs te mogen geven. Aankomend schrijvers die ‘het’ in zich hebben voor het voetlicht te schuiven. Zelfs als ze volledig onbekend zijn. Alles uit liefde voor de literatuur. Want voor een dagelijks goed belegde boterham (of biologische salade) hoef je het niet te doen. Zo liet ook Jeroen Brouwers in 1979 (Kroniek van een karakter, Dl. 1) weten in een lange brief aan Geert van Oorschot. Een van de redenen dat hij niet in de redactie wilde plaatsnemen was dat er niet genoeg mee te verdienen valt. Een andere, meer doorslaggevender lijkt het, is dat Brouwers niet tevreden is over de koers die Tirade vaart. Hij verwijt Van Oorschot onder meer dat er in Tirade stukken worden opgenomen die evengoed in welk ander blad hadden kunnen staan; Tirade onderscheidt zich te weinig van andere bladen was de grote kritiek van Brouwers. Het was in de volgende bewoordingen dat Brouwers het verzoek van Van Oorschot afwees:
“Ach Geert! Ik ambieer dat niet, maar ik zou het wél kunnen.(…) Mijn opvattingen zijn anders dan jouw opvattingen. Alle achting en alle vriendschap voor jou, dat weet je wel – maar als ik ‘Tirade’ zou doen, dan zou ik ‘Tirade’ doen, en niet jij-en-ik.”
Hoe Brouwers dat zou doen, welke bijdragen hij het keurmerk Tirade waardig vindt, zullen we nooit weten. Wel wat de huidige redactie als keuze criteria heeft; Het gaat om het werk en niet om de (gevestigde) naam, schrijft Anja Sicking in een redactioneel stukje. De mailbox van de redactie stroomt elke keer weer vol met werk van debutanten, gevestigde schrijvers en van ‘mensen die nooit zullen worden uitgegeven’. Waarbij opgemerkt wordt dat die laatste categorie het grootst is. Iemand afwijzen is niet een fijn ding, maar wel noodzakelijk. Wat er dan uiteindelijk uit die berg teksten gefilterd wordt en in Tirade verschijnt zijn stuk voor stuk teksten die, zoals gewenst, een Tirade waardig zijn.
Editie 468 is een nummer met literaire sciencefiction. Zes verhalen van o.a. Anoek Nuyens, Wytske Versteeg, Said El Haji, Renée van Marissing. De verhalen zijn geschreven in opdracht tijdens de workshop De geschiedenis van morgen (februari dit jaar), en georganiseerd door SLAA en Monnik. Mooie verhalen, zelfs voor wie niet van sciencefiction houdt. Van de dichter en prozaschrijver Ian McLachlan (Londen) een zestal (sciencefiction) gedichten in vertaling van Maarten Buser. Die zo prettig lezen dat je je afvraagt of we niet nu al in de tijd vooruit leven, in sciencefiction.
In Tirade 467 een verhaal, Eindhoven, van Rob van Essen (gevestigd schrijver en recensent) en het essay; Olaf Hendriks, Een essay in de derde persoon, van Tiemen Hiemstra (onbekend). Door de redactie aangemerkt als ‘origineel’. Over een wereld waarin aanslagen en bedreigingen als standaard worden gezien. Horror scenario’s op het netvlies van de jongeman Olaf die lijdt aan hyperventilatie en hartkloppingen en die het woord ‘gootsteen’ gebruikt om zijn angst te bezweren. Want ja, de kans is groter dat je bij het ontstoppen van een gootsteen gewond raakt (‘bij het lostrekken van de plopper achterovervallen en met je hoofd op de rand van het een of ander terechtkomen.’) dan dat je een terroristische aanslag meemaakt. Waarin een voetbalwedstrijd het qua belangstelling, wint van een boekpresentatie. Het leven zoals we dat kennen in beschouwingen en meldingen in de media en inderdaad zeer origineel in voorbeelden en .
Een ronduit prachtig verhaal is Meneer Sjandoor van student aan de schrijversvakschool, Ilona Barsony; een zo goed verteller , dat je voor de duur van het verhaal bent weggevoerd.
In de rubriek Zestig jaar Tirade, verschijnt deze jaargang ter gelegenheid van het zestig jarig jubileum in elke editie van Tirade, een essay of verhaal dat teruggrijpt op de geschiedenis van het blad. In nr. 468 reageert Julie Benschop met het essay De opwaartse kracht van J.J. Voskuil op Hanny Michaelis’ artikel ‘Mirakuleuze herrijzenissen’ uit Tirade 300, over de heropleving van een boek, zoals Bij nader inzien (1963) van Voskuil, dat in 1985 een heropleving kende. Benschop vraagt zich af of herrijzenissen wel zo mirakuleus zijn als Michalis wil doen geloven.
Schrijver Marijn Sikken inspireerde haar bijdrage, Notities over Huub, in deze rubriek op het stuk Notities, van K. Schippers uit Tirade 200. De koppen boven de (elf )stukken zijn van Schippers. Het verhaal met de titel ‘Geluid’ begint zo: “Het eerste wat wij meekrijgen van Huub, zijn z’n schoenen. Huub draagt gewone sneakers, wit met grijze streep, broer en ik vermoeden dat ze een maat te klein zijn.” Waarmee Sikken de lezer meeneemt en niet stopt voor de laatste punt is gezet.
Een mooie Kroniek van een roman van Carel Peeters, die Het einde van de eenzaamheid van Benedict Wells samenvat als, een roman ‘over de gevolgen van het op jonge leeftijd verliezen van je ouders’. Het mooiste verhaal uit beide edities is het toekomstverhaal van Maurits de Bruijn, Het geheugen van smartphones. Waarin de geschiedenis van alles wat we weten verwijderd wordt en de geschiedenis herschreven wordt. Misschien is er nog een weg terug, Na dit gelezen te hebben wens je bijna dat er nog een weg terug is. Misschien wordt dat wel de sciencefiction van de toekomst; een weg terug.
En De Tirade van… is van Roos van Rijswijk, waarin ze haar enthousiasme over optreden bij leesclubs toelicht en dat je daat eigenlijk niet enthousiast over mag zijn; ‘(…) er zijn lezers die dingen opvallen waar ik zelf helemaal niet aan gedacht had. (…) soms zijn er tien mensen van wie er vijf het boek enigszins hebben gelezen, en van die vijf mensen is er dan altijd één iemand die het helemaal niks vond en de hele tijd heel zuur zit te kijken met haar ogen rolt.’
Twee edities Tirade, het lezen meer dan waard want, andere inzichten! Te koop bij de betere boekhandel, (de nieuwe editie Nr. 469, ligt overigens al weer klaar), maar misschien is een abonnement beter. En kijk vooral ook op: Tirade.nu.