Sophie Zijlstra debuteerde in 2007 met de lovend besproken roman Mevrouw Couperus. Een goed debuut maken is één ding, een goed tweede boek schrijven een ander. Maar hierin is Zijlstra bijzonder goed geslaagd. Met Potifars vrouw weet ze de lezer van begin tot eind te boeien met een verhaal over een man die je niet snel zult vergeten.
Het verhaal gaat over de 66-jarige joodse Mendel Waterman die plaatsneemt in de trein van Assen naar Groningen. Het is 1977 en de trein wordt gekaapt door Molukse vrijheidsstrijders. Bij Mendel in de coupé zit het aantrekkelijke jonge meisje Sanne. Hij probeert haar gerust te stellen en ze brengen samen de nacht door. Ondertussen hebben de kapers een ultimatum gesteld en verlangen zij van de Nederlandse regering dat zij zich in zal zetten voor de totstandkoming van de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Bovendien eisen de kapers de vrijlating van 21 Zuid-Molukse gevangenen. De volgende dag zal een gijzelaar worden doodgeschoten als de regering Den Uyl niet op het ultimatum ingaat.
Wanneer Sanne in slaap is gevallen, is dat voor Mendel het moment om terug te gaan naar het verleden. Hij overdenkt zijn leven. Een lange flashback volgt met daarin het levensverhaal van Mendel tot aan de kaping bij De Punt. In eerste instantie ervaart de lezer deze flashback als een vervelende onderbreking, maar dan gebeurt er weer iets waardoor het verhaal haar spanningsboog terugkrijgt. Hierdoor vergeet je de gebeurtenissen uit de eerste hoofdstukken even. De mooie schakeling naar de flashback van Mendels leven zorgt ervoor dat je helemaal in het verhaal zit. Het is zo levendig beschreven dat je het ziet gebeuren en bovendien met hem meevoelt.
Tijdens deze flashback kom je erachter wat voor verschrikkelijke dingen Mendel meegemaakt heeft. In één oorlog raakt hij twee gezinnen kwijt. Zijn vrouw en dochter worden op transport gezet naar Auschwitz en daar vermoord. En dat terwijl zijn zogenaamde jeugdvriend Clemens Groot ervoor zou zorgen dat zij op de ‘Grootlijst’ zouden komen te staan. Groot had namelijk goede contacten met een in hoog aanzien staande Nazi en stelde een lijst op met joden die niet opgepakt mochten worden. De prijs die Mendel daarvoor betaalde was hoog: hij moest zijn geliefde schilderij ‘Potifars vrouw’ afstaan aan Groot. Zo dacht hij zijn vrouw en kind te kunnen redden. Pas later ontdekte hij dat de ‘Grootlijst’ nooit bestaan heeft.
Een jaar nadat zijn vrouw en kind op de trein naar Auschwitz werden gezet, ontmoet hij zijn nieuwe vriendin en haar dochter. Hij leeft met hen in Theresiënstad, waar hij schilderijen restaureert voor het Führermuseum en het Hermann Goeringmuseum. Dit houdt hem in leven omdat het belangrijk werk is voor het Derde Rijk. Ook deze vrouw en haar kind worden op een dag op transport gezet naar Auschwitz en daar vermoord. Een jaar later is de oorlog voorbij en besluit Mendel te gaan zwerven. Hij trekt van land naar land, maar nergens voelt hij zich echt thuis. De leegte en wanhoop die hij voelt, komen bij de lezer al net zo hard aan als bij Mendel zelf. Het idee dat je je nergens thuis voelt en ook werkelijk geen huis hebt terwijl je daar juist zo naar verlangt, is gekmakend. De manier waarop Zijlstra die zwerftocht beschreven heeft, is meesterlijk. Je ziet jezelf door de steden en de verschrikkelijke hete woestijn sjokken. Wanneer Mendel dan jaren later terugkeert naar Rotterdam omdat hij zijn thuis mist, geeft dat je een opgelucht gevoel. Hij heeft weer rust! Althans bijna: hij gaat nog op zoek naar Groot om wraak te nemen.
De pijn en het verraad die hij tijdens de gehele flashback tot aan de dag van de kaping met zich meedraagt kun je voelen. Diezelfde machteloosheid, woede, verdriet en schrijnende pijn ervaar jij ook. Je kunt niets anders doen dan jezelf verliezen in het leven van Mendel en voelen wat hij voelt. In een zeer hoog tempo beleef je wat hij beleefd heeft en beleeft. Het einde komt daardoor behoorlijk hard aan.
Potifars vrouw
Auteur: Sophie Zijlstra
Verschenen bij: Uitgeverij Querido (2010)
Prijs: € 16,95