Pim Wiersinga (1954) is vooral bekend als schrijfdocent. In toegankelijke boeken helpt hij beginnende schrijvers op weg. Onlangs verscheen zijn nieuwe roman Het paviljoen van de vergeten concubines.
Het paviljoen van de vergeten concubines speelt zich af in het achttiende-eeuwse China. De vrouwelijke tolk Cao is verbannen naar het paviljoen van de vergeten concubines omdat de Britse gezant Macartney voor wie zij moest tolken weigerde om te knielen voor de keizer. Een onvergeeflijke inbreuk op de etiquette waarvoor Vrouwe Cao zwaar moet boeten. Cao schrijft brieven aan de keizer om haar hachelijke situatie onder zijn aandacht te brengen. Ze vraagt zich in haar eerste brief af hoe zij de Drakentroon kan dienen vanuit een kerker in de Verboden Stad en smeekt om schrijfgerei: ‘Zonder de rietpen verkommert de geest, zonder papier verdorren ideeën. De Majesteit zal dit wel weten: hij is immers zelf dichter!’ Ook verwijst ze fijntjes naar haar verwantschap aan de schrijver Cao Xueqin. En met zijn roman beginnen de problemen.
Vrouwe Cao’s brieven zijn doorspekt met formaliteiten en beleefdheden. Tradities en etiquette maken de brieven moeilijk leesbaar. De hele roman is opgebouwd uit deze brieven, die soms officiële stukken of verordeningen van de keizer zijn. Dat maakt het taalgebruik in deze roman stroef. Toegegeven; dat past bij de sfeer die de roman uitademt en het past bij de tijd en de sociale klasse waarin het verhaal speelt, maar het maakt het lezen van dit boek hard werken en geen ontspannende ervaring.
Vrouwe Cao is een complexe hoofdpersoon. Zij is verwant aan de overleden auteur Cao Xueqin (1715-1763), wiens meesterwerk Droom van de Rode Kamer net voor het eerst in druk is verschenen. Deze roman is zo populair dat het keizerlijke hof verontrust raakt. Onlusten bedreigen het corrupte en onderdrukkende regime. De oppercensor Heshen legt zijn functie neer en sluit zich aan bij de opstandelingen. De intellectuele Vrouwe Cao, in haar jongere jaren de minnares en leerlinge van Cao Xueqin, wordt de personificatie van de opstand tegen de keizerlijke dynastie. Haar belezenheid en welbespraaktheid vormen een gevaar voor de heersende machthebbers. En dan heeft ze ook nog eens de ambitie een roman te schrijven in de geest van haar leermeester Cao Xueqin. Ze hoopt dat haar geliefde, de Nederlandse gezant Isaac Titsing haar benarde positie kan verlichten. Boven alles wil zij bij hem zijn, maar wanneer de keizer haar verordent met hem te trouwen weigert zij. Overigens is de Droom van de rode kamer echt verschenen en heeft Isaac Titsingh echt bestaan.
Niet alleen het taalgebruik maakt deze roman ingewikkeld, datzelfde geldt voor het ondoorzichtige machtsspel dat gespeeld wordt. De opperraadsheer Heshen straft Cao, tot ongenoegen van de keizer. In de onduidelijke situatie van sociale onrust in het keizerrijk wordt Heshen ter dood veroordeeld door de keizer die hem op het nippertje gratie verleend. Het blijft gissen waar de werkelijke macht ligt. De verhoudingen worden niet duidelijk, vooral omdat er in de brieven, de enige informatiebron voor de lezer, flink gemanipuleerd wordt. Bovendien, waar ligt de waarheid? Tenslotte schrijft iedereen om zijn eigen doel te bereiken. Extra complex is het dat in dit machtsspel het perspectief continu verschuift.
Al met al gebeurt er teveel tegelijkertijd in deze roman en dat is door het archaïsche taalgebruik, de vele tradities die beschreven worden en het subtiele machtsspel nauwelijks meer te volgen. Als Wiersinga een duidelijker thematische keuze had gemaakt, bijvoorbeeld de positie van een intellectuele vrouw in het 18e eeuwse China was dit de leesbaarheid ten goede gekomen.