Tot degenen die zich al schrijvende proberen te verhouden tot het milieu waaruit men komt, behoort ook Philip Snijder. Vaak gaat het om de afkomst uit een beknellende omgeving, bijvoorbeeld een religieuze gezindte. Bij Snijder vormt een volksbuurt in hartje Amsterdam het decor. In Het smartlappenkwartier staat de moeder centraal: Bep van het Bickerseiland. Eerder werk van Philip Snijder (1956), door zijn uitgever omschreven als ‘autobiografisch gevoede fictie’, zoomt in op vader (Het geschenk) en zus (Bloed krijg je er nooit meer uit).
Naast haar bezigheden als vreugdeloze huisvrouw brengt ze op volwassen leeftijd vooral veel tijd door in haar ouderlijk huis, te midden van elf broers en zussen die allemaal zijn blijven hangen rond dezelfde geboorteplek. Men wisselt nieuwtjes uit en herhaalt eindeloos familieverhalen, terwijl de (klein)kinderen met liefdeloze hand ingetoomd worden. Gedurende haar jeugdjaren bracht Beppie enige tijd door buiten deze beperkte biotoop, namelijk in een tuberculose sanatorium, samen met haar moeder. Dit zal altijd haar gelukkigste herinnering blijven. Maar, nadien moest ze ‘terug naar het gekift en gesnauw, naar het schelden, schreeuwen, porren, knijpen en knokken, naar de snee brood die zomaar voor je bijna toehappende mond kon worden weggegraaid door een schaterende broer of een vals grijnzende zus.’
Schaamte voor eigen afkomst
Het smartlappenkwartier opent wanneer Bep, inmiddels zelf moeder, de deur uit stapt en haar gezin verlaat, waaronder haar 16-jarige zoon, de ik-persoon. Bij hem brengt dit een stroom van gedachten en herinneringen op gang, afgewisseld met passages in het vertelheden waarin hij zijn moeder probeert terug te vinden. Snijder neemt geen blad voor de mond. Het boek is nietsontziend als het de haat beschrijft die de zoon voelt voor zijn moeder. Dit gaat zelfs zover als fantasieën over brute mishandeling. De puber schaamt zich voor haar simpelheid, voor haar lichaam, voor het leven dat ze leidt. Hij is boos op haar gebrek aan liefde. Moederliefde heeft hij alleen ervaren op de momenten dat ze, voor het slapengaan, bij hem op bed liggend smartlappen uit het klassieke repertoire van het Amsterdamse Bickerseiland zong. De boektitel is hieraan ontleend, en geeft dus zowel een tijds- als een plaatsaanduiding.
In de speurtocht naar zijn verloren moeder ontdekt de ik-figuur een betekenisvol element van haar leven waarvan hij niets wist. Dit geeft haar een onvermoede emotie en zelfs diepgang. Acceptatie volgt niet direct, wel wint Bep hiermee haar autonomie terug. Ze wordt voor de zoon een handelend subject. Snijder komt aan het slot van zijn boek terug bij het beeld van een moeder en kind die, samen in bed liggend, lief en leed delen, maar nu heeft de zoon de puberleeftijd en kleeft er een seksuele, Oedipale lading aan. Op het gebied van originaliteit kan je hiermee geen prijzen meer winnen en het komt bedacht over; een literaire afronding uit het boekje.
Persoonlijke verwerking
De Nederlandse literatuur kent beslist geen gebrek aan romans met dezelfde insteek als het werk van Philip Snijder. Nu eens is het een verwerking van de jeugdjaren, dan weer een afrekening daarmee. Soms is de toon verwijtend of spottend, dan weer voorzichtig liefdevol, de ene keer gaat het om een totale afwijzing van het ouderlijk huis en de andere keer om een aarzelende aanvaarding; keuze op dit vlak is er ruimschoots. De vraag die hierbij altijd weer speelt is of er iets publieks gedestilleerd wordt uit het persoonlijke. Is het literatuur, échte literatuur die tijd en plaats overstijgt, of is het misschien in de eerste plaats een therapeutische expressie voor de auteur? Natuurlijk, een prozastijl wordt gehanteerd, er zijn motieven en een literaire vorm, maar toch, waar is de algemene zeggingskracht?
Vaak ontstaat die bredere betekenis als er enige afstand wordt genomen tot het materiaal. Kijk bijvoorbeeld naar de ‘Napolitaanse romans’ van Elena Ferrante, waarin literatuur wordt gemaakt van het opgroeien in een volksbuurt. Bij Ferrante gebeurt dat vanuit fictieve personages met een eigen persoonlijkheid, die niet volkomen samenvallen met wat de auteur daadwerkelijk heeft beleefd. Dit rekt hun reikwijdte enorm op: wat de jeugdvriendinnen uit Napels doormaken, resoneert bij lezers over de hele wereld. Het smartlappenkwartier wekt de indruk vooral de lens van de herinnering te hanteren, niet die van de artistieke creatie, en dat beperkt de waarde van het boek fundamenteel. De verwerking lijkt nog gaande te zijn en deze 220 pagina’s getuigen daarvan.