De Vlaamse dichter Philip Hoorne (1964) debuteerde in 2002 in de Sandwich-reeks onder leiding van Gerrit Komrij. Hij schreef een verhalenbundel, stelde enkele bloemlezingen samen en zag zijn gedichten bovendien gepubliceerd in diverse literaire tijdschriften zoals Het liegend konijn en Poëziekrant; inmiddels is zijn zevende bundel verschenen: Het dikke meisje en de ziener. Zoals de titel al doet vermoeden, houdt Hoorne ervan om twee ongelijksoortige onderwerpen in één gedicht samen te voegen, om zo een kolderiek en baldadig effect te bereiken dat de lezer nieuwsgierig maakt. Wat hebben een dik meisje en een ziener met elkaar te maken? In het gedicht is de ziener zelf aan het woord, die het dikke meisje voorspelt dat haar geliefde weldra zal komen:
‘dik meisje op het plankier aan het water
dat omwille van brede billen
de lotuszit niet beheerst
wacht je op de jongen met de pralines?’
Sterke openingszinnen
Maar deze jongen, die zoveel van haar houdt dat hij voor haar zijn moeder durft te trotseren en die ‘vervuld van een / aandoenlijk solidariteitsgevoel / de lotuszit heeft afgezworen’ zal volgens de ziener morgen plotseling dood zijn. Dit mooie titelgedicht is kenmerkend voor de poëzie van Hoorne: een gedicht dat grappig lijkt, krijgt in de staart een tikje venijn mee, waardoor het hele beeld op zijn kop komt te staan. Vooral in de openingszinnen is Hoorne ijzersterk: ze trekken de lezer het gedicht in, waarna geen ontsnappen meer mogelijk is: ‘vlinders zijn het beste dieet’, of: ‘ik werd jarenlang mishandeld door een aap met een hoed’.
Logica is bij Hoorne een omstreden begrip: zo staan alle 37 gedichten in de index op alfabetische volgorde, wat op een zekere ordening wijst, maar in de gedichten wordt gespeeld met de werkelijkheid, die naar alle kanten toe omgebogen wordt. Eenmaal omgekeerd wordt de verkregen situatie consequent aangehouden, waardoor een nieuwe en vreemde realiteit ontstaat.
Samengebalde spanning en onvrede
De gedichten passen, op een enkele uitzondering na, allemaal op één bladzijde en de enige leestekens die gebruikt worden, zijn vraagtekens en hoofdletters voor namen. Elk gedicht is een afgerond geheel waarin de spanning samengebald is tot aan het einde. De inhoud ervan doet af en toe denken aan de schilderijen van Jeroen Bosch, bezongen in het lied Het land van Maas en Waal van Lennaert Nijgh, of aan de liederen van Tom Waits, waarin eveneens een lange stoet van vreemdsoortige en buitenissige wezens figureert. Zo kan in de gedichten van Hoorne een ananas in de gevangenis zitten, vertelt Phil de paling over zijn ontsnappingskunsten en wordt er een huwelijk gesloten met een vrouw van de planeet Mars.
Zoals met echte humor altijd het geval is, is ze nooit alleen maar grappig. Ook bij Hoorne is er ondanks alle hilariteit altijd een ondertoon te bespeuren van onvrede met de wereld en van teleurstelling. In het gedicht Klein elektro koopt de dichter een elektrisch apparaat dat niet nader aangeduid wordt:
‘ik bracht het naar huis
zette het op tafel
opende het
en voor het eerst sinds lang verscheen
er een glimlach op mijn gezicht
ik liet de handleiding onaangeroerd
geen tijd te verliezen’
Als het apparaat dan vervolgens helemaal niet werkt, wordt het door de dichter in woeste razernij kapot gestampt, om te eindigen met: ‘geen batterijen meegeleverd / dat zou ze leren’
Of neem het gedicht de begrafenis van tante cecile, waarbij de dichter ineens een donkere vlek op de doodskist opmerkt:
‘intriest word ik van die vlek
was je hele leven al een aaneenschakeling
van beschadigingen groot en klein
ga je eindelijk dood heb je dit weer
en je zal het altijd zien
niet een van de elf kinderen heeft het garantiebewijs op zak’
Afstand is gewenst
Met een dergelijk gedicht wordt eerst de lach opgewekt; later volgt de melancholie. Maar Hoorne laat de lezer niet te dicht bijkomen: zodra er sprake lijkt te zijn van persoonlijke emoties of confidenties, werpt hij een barricade op door een vergelijking of een uitdrukking toe te voegen die de lezer op een ander spoor zet; zo ging ook Gerrit Komrij te werk. Deze vergelijkingen zijn heel origineel en dragen sterk bij aan het komische effect dat de dichter wil bereiken om de lezer af te leiden: zo krijgt een dame een snor toebedacht ‘die elke Turkse dokwerker / doet jammeren van jaloezie’. Hoorne hanteert de taal doelgericht: geen woord te veel of te weinig om een goed afgerond verhaal neer te zetten.
De foto op de omslag is een fragment van het schilderij Het pelsken van Rubens, een intiem portret waarop de schilder zijn tweede echtgenote Helena Fourment met ontbloot bovenlijf heeft afgebeeld. Zij kijkt de toeschouwer recht in het gezicht, alsof ze niets te verhullen heeft, maar de blik in haar ogen en de pelsmantel die ze om haar onderlichaam heeft geslagen, vertellen het tegendeel. Een goed gekozen afbeelding voor een bundel gedichten die op het eerste gezicht alleen maar grappig en absurdistisch lijkt te zijn, maar die bij nadere beschouwing meerdere lagen bevat. Het zou bij Hoorne natuurlijk ook zomaar een afbeelding van het dikke meisje uit de titel kunnen zijn.
Noot: Op deze site staat een lang interview (2008) met Philip Hoorne naar aanleiding van de publicatie van zijn tweede dichtbundel.