De ik-persoon heet Memory. Door haar adoptievader, Lloyd Hendricks, werd ze Mnemosyne (de personificatie van het geheugen en de herinnering) genoemd. Dat zegt al genoeg: het tweede boek van de Zimbabwaanse schrijfster Petina Gappah, dit keer een roman na een verhalenbundel, gaat primair over herinneren. Maar ook over zoveel meer. Het zijn grote thema’s waarover ze vertelt. Maar dat doet ze op een klein gehouden, bescheiden manier. Over recht en onrecht, overleven en zin geven aan het bestaan, over buitenstaander-zijn en racisme, menselijkheid en onmenselijkheid. Het komt allemaal, in een mooi verband, voorbij.
Herinneren
Memory is veroordeeld voor de moord op Lloyd Hendricks, de blanke adoptievader die haar, een albino waarop een vloek heet te rusten, opvoedde. Haar advocate zet Memory aan tot het vertellen van haar verhaal aan een Amerikaanse journaliste, en tot het opschrijven ervan. Dat zou kunnen helpen bij het indienen van een verzoek tot gratie. Het leidt dus zowel tot een orale autobiografie in de traditie van Zimbabwe als een geschreven autobiografie zoals we die in het Westerse wereld vanaf bijvoorbeeld Catharina van Siena kennen. Ook aan haar werd demonische bezetenheid toegeschreven.
In korte zinnen schrijft Memory over haar jongste broertje Gift, dat is overleden, net als de jongste uit het gezin, Mobhi, die verdronk in een emmer. Om al snel over te springen op het leven in de gevangenis, waar ‘de hel inderdaad uit andere mensen blijkt te bestaan, vooral wanneer die andere mensen je vrouwelijke medegevangenen zijn en er een week lang geen water is.’ Zo’n sprong geeft het verwrongen tijdsbesef waarin Memory leeft treffend weer.
Het opleidingsniveau van de bewaaksters wordt raak getroffen door tal van geestige en goed vertaalde taalfouten, zoals ‘verkeerd verzonden’ voor verkeerd verbonden, ‘organisme’ voor orgasme, ‘rigor mosterd’ voor rigor mortis en ‘doofdom’ voor doofstom. Mooi gedoseerd, zodat het niet melig wordt. Maar het lachen daarom ‘heeft iets hysterisch, want telkens wanneer ik lach, weet ik dat mijn lach in de duisternis vergaat.’
Licht en duister
Licht en duister liggen in deze schitterende roman dicht bij elkaar. Het is als de auto van meester Maenzanise, waarin een kind was geboren en een oude man was gestorven, ‘en ze waren allebei op weg geweest naar het ziekenhuis.’ De ene bewaakster was lichter van kleur dan de ander, de ene was schappelijker dan de ander. Of spelen deze verschillen zich alleen maar af in Memory’s hoofd?
Het is een insteek die doet denken aan wat de filosoof Michel Foucault, die zich in het gevangeniswezen heeft verdiept, ergens schreef: te weten willen komen ‘in hoeverre het denken van je eigen geschiedenis het denken kan bevrijden van wat het stilzwijgend denkt en het de gelegenheid kan bieden anders te denken.’ Of, zoals Memory/Mnemosyne schrijft: ‘Soms ga je dingen begrijpen die je onmogelijk kunt hebben geweten; je snapt ze en je herschrijft je herinneringen om er een samenhangend geheel van te maken.’ Hiervoor staat het geld dat Memory haar moeder aan Lloyd Hendricks zag geven symbool. Ze denkt dat dit de prijs is die voor haar is betaald, maar dat blijkt anders te liggen.
Verhaal
Het kleine verhaal van haar leven dat Memory vertelt en opschrijft, wordt gespiegeld in het grote verhaal van de geschiedenis van Zimbabwe. Haar beroep zal ongeveer in dezelfde tijd dienen als er verkiezingen zijn. Beide zijn hoopvolle elementen: zal Memory gratie krijgen, zullen de vrijheidsstrijders winnen en misschien zelfs aan de macht komen? Gappah vlecht beide verhalen op een ingenieuze manier in elkaar.
Maar niet in de laatste plaats schrijft Memory het verhaal ook voor zichzelf. Ze geniet ervan woorden, zinnen en alinea’s op papier te zetten, zoals een gevangene in een roman van Stephen King gedwongen werd een boek te schrijven en dit hem uiteindelijk op de been hield.
Breuken en botsingen
Gappahs boek wordt ook gekenmerkt door breuken en botsingen tussen het leven voor en na de dood van de kleine Mobhi, de periode in de gevangenis en de tijd ervoor, tussen hetgeen de Victorianen Rhodesië brachten aan Westerse cultuur en godsdienst en traditionele gewoonten, genezers en het atavistische geloof in voorouders.
Zowel Memory als haar adoptievader vallen buiten de gangbare hokjes: Memory omdat ze albino is, Lloyd onder andere omdat hij zich in de ogen van de blanken teveel had aangepast aan de autochtone bevolking van het toenmalige Rhodesië. Je zou kunnen zeggen dat de overeenkomst tussen beiden is, dat ze allebei van binnen zwart waren. Maar er is nog een reden waarom Lloyd buiten de gemeenschap valt. De reactie van Memory daarop toont dat ze nog steeds een rooms-katholiek schoolmeisje is met bekrompen gedachten. Gaandeweg wordt ze zich daarvan bewust en bevrijdt ze zich daarvan.
De roman is een subtiele, knap geschreven en vormgegeven aanklacht tegen alle kunstmatige scheidingen die Rhodesië/Zimbabwe, maar niet alleen daar, heeft opgeworpen om mensen, niet alleen blank en zwart, bij elkaar vandaan te houden. Het is echter geen pamflet, maar een grootse roman die tevens een ode is aan het verhaal, verteld en/of opgeschreven, als een weg naar waarheid en begrip.