Peter Verhelst – Zon

Verhelst voert metaforiek tot het uiterste door

Recensie door Mathijs van den Berg

Op de titelloze voorkant van de nieuwe bundel Zon van de Vlaamse dichter Peter Verhelst (1962) spreekt de afbeelding voor zichzelf. Wat volgt is een lijvige bundel waarin het ene na het andere sterke beeld wordt opgeroepen. Zon is Verhelsts eerste volwaardige bundel na de verzamelbundel Koor waarin hij zijn gedichten herschikte en aanpaste. In de tussentijd verscheen ter gelegenheid van de poëzieweek het geschenk Wat ons had kunnen zijn. Zeven van deze tien gedichten komen in Zon in licht gewijzigde vorm en onder andere titels voor, waaruit opnieuw blijkt hoe soepel Verhelst zijn materiaal recyclet. De bundel heeft een strakke compositie en telt acht delen waarin de zon als metafoor centraal staat. Tussen de delen staan vijf losse gedichten onder de titel ‘Sun Arise’, genummerd 1 t/m 5. Deze zijn elk voorzien van een motto dat ontleend is aan een lied van zanger Phosphorescent; bij elk gedicht verschijnen van de songtekst volgende regels.

Het is interessant te zien hoe het openingsgedicht ‘Wachten op Godot 1 (Samuel Beckett)’ uit Wat ons had kunnen zijn is omgebouwd tot het eerste ‘Sun Arise’- gedicht. Met een paar minieme aanpassingen gaat het niet langer over toneel (het thema van het poëziegeschenk), maar past het naadloos in de nieuwe bundel. Er wordt niet meer gewacht op ‘jullie’, de nadruk ligt nu geheel op de ‘ik’. Diens verlangen heeft daardoor een (nog) meer existentiële lading gekregen. Verhelst brengt verlangen en eenzaamheid tot mythische proporties door de zon en de zee tot decor van zijn gedichten te maken. 

Jeugdherinneringen

In de eerste afdeling ‘Marines’ bevinden we ons aan de kust. Het wordt meteen duidelijk dat het om jeugdherinneringen gaat:

‘Juichend renden we de trap op,
 stonden voorovergebogen met ellebogen op de knieën
 te hijgen op het dak, hesen ons op
 de reling, gehurkt tegen de wind in
 kwamen we overeind, spreidden de armen
 om de wereld te redden.’

De herinneringen zijn scherp, maar lijken ook onwerkelijk: ‘Er moet toch iemand zijn/die ons op het dak zag staan.’ Het leven was nog puur: ‘We hadden nog niemand zien sterven toen’. Waarna het al snel om verlies gaat: ‘Nog altijd/vraag ik me af waar alles wat we niet kregen uiteindelijk is gebleven’. 

Stille herinneringen

In de gedichten gaat het vaak om een ‘ik’ en een ‘jij’. Er is sprake van (mogelijk) gemis. De ander wordt soms gezien in een soort droom, zodat elke logica ontbreekt. Zo kan het perspectief voortdurend wisselen: ‘Ik sliep toen je de kamer uitging/Je liep de pier op met je koffer,/maar ik sliep niet meer toen je de kamer uitging/ […] / Toen je niet op de boot stapte,/keek je evenmin over je schouder,/ging je de kamer binnen/waar je naast me lag te dromen/dat je van de boot stapte – is er dan toch een overkant?’ Er worden herinneringen opgehaald aan gelukkiger tijden vol gelukzalige beelden: ‘Herinner je je die bocht waar de platanen als bleekgroene gipsen armen/Ieder apart reden we de hele dag om elkaar in de velden te omhelzen.’ Vaak is er een verlangen naar de ‘thuiskomst’ van de ander, die met veel verbeeldingskracht wordt opgeroepen. Een andere keer dringt de herinnering zich spontaan op: ‘Blijf nu maar weg, dacht ik, je was er al zo lang niet meer, maar/door een gat in de tijd spring je mijn leven weer in’. De ander verschijnt op een sterk zintuiglijke en lichamelijke manier, waardoor die nog meer aanwezig lijkt:

‘Laten we naar bed gaan en niet praten. Ik zal de stilte
 in je oogleden wrijven, in de kam van je neus, je hals,
 je borst, je navel, je geslacht, je voetzolen. Zoals toen
 je arm achter je hoofd.

Soms heb je het gevoel dat je naar huis wil,
maar je bent al thuis.’

Veelkleurigheid

Verhelsts stijl is zeer lyrisch. Hij schildert de meest fantastische beelden in soepel lopende regels:

‘Met brood in mijn handen rende ik de branding in tot ik de bodem
 niet langer voelde, trappelend hield ik het brood voor me uit dat zich volzoog
 en in vlokken uiteenviel toen duizenden visjes uit het niets,
 traag wentelende diamanten helix om me heen,
 het brood tussen mijn vingers uit pikten.’

De gedichten zijn net zo veelkleurig als de zonneschijn: beschreven worden het oranje of de ‘helrode wolken’ van de avondschemering tot ‘een ochtend met lila strepen’. Opgeteld levert dat hele prisma van kleuren wit op: de zon is ogenschijnlijk monochroom: ‘éénkleurmonoliet, fel licht, ijswit’. Je zou het kunnen zien als je in de zon kon kijken. Verhelst speelt met alle mogelijke betekenissen en symboliek: het verlangen naar eenheid, het uiteenvallen van het leven in vele facetten. Dan bestaat er ook nog zoiets als een zonsverduistering: de dichter wijdt er een hele afdeling gedichten aan. De zon is een dankbare metafoor.

Het is geweldig hoever Verhelst de metaforiek doorzet: de zon is als  de bemaande kop van een leeuw, die weer op een zonnebloem lijkt. Hij laat al die beelden in elkaar overgaan tot ze uiteindelijk in hemzelf samenvloeien. 

‘Als een zonnebloem een leeuw is
 op een stengel, stug, ruw behaard,
 de manen felgeel,

 en een leeuw een zon is op vier poten
 met stekelige corona, grillig plasma,
 uitslaande vlammen,

 laat die leeuw dan in mij plaatsnemen,
 eerst leunend op de voorpoten, gehurkt,
 en dan plots overeind, stokstijf.’

Strategie

De leeuw heeft ook een negatieve connotatie. Verhelst verwerkt hiervoor onder andere een fabel van De La Fontaine: De wolf en het lam, waarin de wolf verandert in een leeuw en het lam in een schaap. De moraal is dat de sterke altijd van de zwakke wint en alle rede hiervoor moet wijken. De stap naar rechts-populistische politici is dan snel gemaakt. Verhelst bouwt gedichten op uit citaten van N-Va politici Bart De Wever en Theo Francken (oud-staatssecretaris voor Asiel en Migratie) en van Thierry Baudet. Zelf vat de dichter hun cynische, xenofobe boodschap samen in het gedicht ‘STRATEGIE 3 – ontmenselijkt – beleg in angst als kapitaal’, waarin het gaat om ‘wij’ en ‘zij’:

‘Als de zij-vos niet te allen tijde bang van is van ons, bestaat de kans dat de zij-vos
 moet worden gevangen omdat hij niet langer voor zijn eigen eten kan zorgen.
 Geef de zij-vos daarom nooit eten, het dier wordt er niet door geholpen.

 Voorzie elke week een ramp. Ontferm je telkens als eerste over het puin.
 Bouw prachtige angstfabrieken. Voer angst in als munteenheid.’

Het is een verrassende wending in de bundel, die een geheel nieuw thema aanroert, maar door de beeldspraak in dezelfde sfeer blijft. Het laatste gedicht (‘Sun arise! 5’) verwijst naar een demonstratie in Kiev in 2013 waar een jongen oog in oog met de oproerpolitie piano speelde. Het laat zien dat muziek, kunst, en poëzie ons kunnen samenbrengen. Het belangrijkste gevoel dat na lezing van Zon overblijft, is die van hoop.

 

 

Omslag Zon - Peter Verhelst
Zon
Peter Verhelst
Verschenen bij: Bezige Bij (2019)
ISBN: 9789403167701
112 pagina's
Prijs: € 20,99

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Mathijs van den Berg:

Recent

30 september 2023

Als je stem je wapen is

Over 'The hate you give' van Angie Thomas
28 september 2023

Een uitdaging

Over 'Eenling zijn. Een filosofische uitdaging' van Rüdiger Safranski
26 september 2023

Facsinerende zoektocht van jonge vrouw

Over 'Het kunstzijden meisje' van Irmgard Keun
25 september 2023

‘Liegen is de laatste brug naar redding zonder hoop'

Over 'Ten oosten van de Middellandse Zee ' van Abdelrahman Munif
23 september 2023

333 gebruiksaanwijzingen bij jezelf

Over 'Heel de wereld wordt wakker' van Jaap Robben

Verwant