Als correspondent in Parijs voor NRC Handelsblad maakte Peter van Dijk in 1986 voor het eerst kennis met Madame Sabatier. Met W.F.Hermans, die in die tijd voor het Cultureel Supplement van de NRC schreef, waren ze uitgenodigd om de opening van het nieuwe Musée d’Orsay als schrijvende pers wereldkundig te maken. In een zaaltje achteraf wordt de auteur verrast door de aanblik van een witmarmeren naakte vrouw, in liggende pose met een wonderlijk extatische draai van de romp. Het beeld Femme piquée par un serpent, gemaakt door de beeldhouwer Auguste Clésinger werd voor het eerst tentoongesteld op de Parijse salon in 1847. De vrouw die hiervoor model heeft gelegen was Madame Sabatier.
Madame Sabatier leefde van 1822 tot 1890. Ze was een onwettig kind van een wasvrouw. Vanaf haar vijftiende woonde ze met haar moeder in Parijs. Op deze leeftijd stond zij al model. Toen ze eind twintig was, leidde ze een salon van kunstenaars. De salon van La Présidente, zoals ze in die kringen genoemd werd en waarvan Théophile Gautier de spil was, was een van de beroemdste salons in die tijd.
Dankzij Auguste Clésinger werd de toen nog geheten Agléa Sabatier op slag beroemd door haar beeltenis in marmer van Femme piquée par un serpent. Tekenend voor Madame Sabatier is dat zij in een tijd dat het voor een vrouw alleen niet ongewoon was zich door verschillende minnaars te laten onderhouden, zij trouw was aan één man. Veertien jaar lang was zij de maîtresse van Alfred Mosselman, een Belgisch-Franse industrieel. Nadat deze haar liet vallen voor een jeugdiger maîtresse, weigerde zij van hem een jaargeld aan te nemen en was ze er niet op uit opnieuw een minnaar te zoeken voor haar onderhoud.
De auteur geeft in zes hoofdstukken, waarin verschillende negentiende eeuwse kunstenaars centraal staan, stukje bij beetje informatie over een vrouw die op het eerste gezicht onbetekenend lijkt te zijn geweest voor haar tijd (wie had er ooit gehoord van Apollonie Sabatier). Achteraf blijkt deze dame van zeer grote invloed te zijn geweest als muze van poëten en model van beeldend kunstenaars. Laat dat voorop staan. En ook dat, ondanks dat de auteur een zeer mooie en sensuele vrouw tot onderwerp genomen heeft, hij zich vooral richt op de mannen rondom haar waardoor het een soort mannenboek is geworden. Per hoofdstuk staan één of meerdere kunstenaars centraal die deel uitmaakten van de kring rond Madame Sabatier. Achtereenvolgens zijn dat: Auguste Clésinger, de kunstcriticus Théophile Gautier, schrijver Gustave Flaubert en de dichter Charles Baudelaire hebben ieder een hoofdstuk voor zich. In hoofdstuk vijf is de aandacht verdeeld tussen de miniatuurschilder Ernest Meissonier, muurschilder Gustave Ricard en de schilder Gustave Courbet. In het laatste hoofdstuk staat de collectioneur Richard Wallace centraal.
De schets die Peter van Dijk neerzet van Madame Sabatier is ontstaan door gebruik te maken van archieven en werken van kunstenaars waarbij zij een rol speelde. Hierbij wordt duidelijk dat hij een Baudelaire kenner is. Het is een zeer bijzondere manier om een beeld neer te zetten van een persoon die verder niet beschreven wordt. Maar meer nog geeft dit boek een beeld van de kunstenaars om haar heen en de culturele ontwikkelingen in het Frankrijk na de Franse revolutie. Het is overduidelijk dat vrouwen toentertijd van weinig betekenis waren. Zoals Baudelaire in een brief (na hun enige liefdesnacht) aan haar stelt, ‘U hebt een mooie ziel, maar uiteindelijk is het de ziel van een vrouw.’ (pag. 163).
Jammer dat er niet meer van haar eigen hand is opgenomen. Zoals de olieverfminiatuurtjes waarmee ze in 1861 werd toegelaten op de Salon. Daar word je als lezer die Madame Sabatier wil leren kennen, nieuwsgierig naar. Ze heette een leerling van Meissonier te zijn, een gewild schilder van miniatuurtjes. Ook in 1863 en 1864 exposeerde ze op de Salons. Wellicht waren er geen afbeeldingen van deze miniatuurtjes in omloop.
In een interview met Heide Lenaerts (Belgische progamma Babel) liet de auteur weten dat het naaktmodel dat het omslag siert, niet Madame Sabatier is. Opmerkelijk is dat zij wel op het schilderij voorkomt maar van het omslag is afgesneden. Naar een idee van de uitgever, zo liet Peter van Dijk weten, in de hoop dat het boek beter zou verkopen. Het schilderij staat in het boek (pag.210) in zijn geheel afgebeeld en daar ziet men Madame Sabatier gearmd met haar minnaar Alfred Mosselman. Enkele pagina’s verder ziet men haar zelfs in detail (pag.215).
Peter van Dijk heeft bewust niet een geromantiseerd levensverhaal willen schrijven. Zijn opzet was om met de gegevens die er bestaan, de lezer in staat te stellen om over de levenswandel en persoonlijkheid van Madame Sabatier een oordeel te vellen. Het is zeer te waarderen dat hij een zo sober mogelijk en getrouw beeld van haar heeft neergezet. Apollonie Sabatier komt pas echt tot leven in de brieven die zij aan Charles Baudelaire schreef, na de affaire van één nacht (p.162) en Baudelaire eigenlijk niets meer van haar wil weten omdat hij haar liever als een onaantastbare engel ziet.
Peter van Dijk schrijft gepassioneerd over het negentiende eeuwse culturele leven in Parijs. Het is een genot om te lezen, de sfeer die het oproept. Hele stukken zijn puur geschiedenislessen maar met verve geschreven. Wel leidt dit soms enorm af van het onderwerp en is het vaak zoeken naar Madame Sabatier, vooral omdat wat erover haar bekend is niet in verhouding staat tot de gegevens die Van Dijk aandraagt. Wachten is het nu op de geromantiseerde biografie van Apollonie Sabatier.