Nederland gaat al jaren gebukt onder een stroom van literatuur over de druk van het geloof. Destijds waren het schrijvers als Maarten ’t Hart en Maarten Biesheuvel, die afrekenden met hun gereformeerde verleden. Van meer recente datum is het succes van Jan Siebelink. Peter Delpeut (1956) is cineast en schrijver, hij observeert als geen ander. Nu heeft hij een historische roman geschreven, die zich afspeelt aan het einde van de 19e eeuw in een moerasdelta ergens in het oosten van Nederland. Het geloof heeft deze streek in zijn greep en aanvankelijk deint Pastoor Peters braaf mee op de rimpelloze waterstroom van deze benauwende gemeenschap.
Wie echter denkt dat Delpeut zich schaart onder de reli-krakers komt echter bedrogen uit. Hij schrijft vele malen mooier dan de Siebelink. De prachtige natuurbeschrijvingen of andere observaties van Delpeut weerspiegelingen op virtuoze manier de zielenroerselen van de hoofdpersoon. Dat is een stijlfiguur, die vakmanschap vereist en Delpeut beheerst zijn metier, terwijl we hier nota bene met een romandebuut te maken hebben. (..)’Hij keek rond in zijn kerk. Door de gebrandschilderde ramen glipte nog juist het laatste licht van de dag binnen. Van buiten leek de kerk een lomp gebouw. De huizen van het dorp waren er eenvoudig te dicht bovenop gebouwd. De verhoudingen waren zoek.’ Op het eerste gezicht is er niets aan de hand.
De situatie verandert echter voor Pastoor Peters dramatisch, wanneer de gemeenschap geconfronteerd wordt met een wonder. Het doodzieke meisje Lidia Wijffels – ze eet nauwelijks – bloedt iedere vrijdag stigmata op plekken in haar lichaam, waar Christus bloedde na zijn kruisiging. Hierdoor trekt ze een schare devote gelukszoekers naar het Zwarte Veld. De bevolking is trots, maar kloppen de verschijnselen wel of is er bedrog in het spel? Aanvankelijk is ook Peters onder de indruk van Lidia en hij knielt bij haar bed neer. Op de omslag van het boek kunnen we een schilderij van Mauve (uit 1885) bewonderen getiteld ‘Het moeras.’ We kunnen ons levendig voorstellen dat het een prachtig décor vormt voor het drama dat zich zal gaan voltrekken.
En dat is ook tegelijkertijd het knappe van dit boek, Delpeut weet de spanning vast te houden tot aan het einde. Een cynische huisarts, die niet in God gelooft, onderzoekt de stigmata, noodgedwongen terzijde gestaan door Peters, die het aan zijn kerkgenootschap verplicht is om de zaak te onderzoeken. De huishoudster van de pastoor en haar zoon, die gek is, spelen in dit spel een verrassende rol. De personages zijn allemaal van vlees en bloed en komen steeds meer tot leven. De lezer wil zelf graag weten hoe het zal gaan aflopen. Niets is meer wat het lijkt of misschien toch wel? Delpeut heeft een aantal verrassingen in petto en zo eindigt het verhaal op een volstrekt geloofwaardige manier. Voorin het boek staat een aan T.S.Eliot ontleend motto: ‘Do I dare. Disturb the universe?’
Een uitgekiend motto bij een raadselachtig mooi boek, dat ons op het verkeerde been zet en verrast. Wat willen we nog meer?