De in 1961 gepubliceerde roman he Blood of the Lamb van de Amerikaanse schrijver Peter de Vries werd in 1963 vertaald door A. Marja (uitg. Brandaan) en nu. zevenenveertig jaar na dato hertaald door Reinier Sonneveld. Hoewel de schrijver in Amerika succesvol was, brak hij in Nederland nooit echt door. Op z’n minst lezen, zou ik zeggen. Want de roman blijkt tijdloos te zijn. Hardhandig neemt de schrijver ons mee in de wereld van een jongeman die noodgedwongen in Amerika moest blijven.
Don Wanderhope groeit op in een calvinistisch immigrantengezin. Tussen de twee wereldoorlogen in Europa bezoekt het gezin de familie in Amerika. Als vader niet zeeziek was geworden, waren ze teruggereisd naar Nederland. Maar omwille van zijn misselijkheid vanwege de hevige zeestorm, reizen vader, moeder en hun kinderen niet meer terug naar Nederland. Ze kiezen domicilie in Chicago. Ondanks deze gemakzuchtige keuze, gaat de storm tot aan het einde van de Het lam niet liggen.
Het verhaal begint bij Dons weg naar volwassenheid. Een weg vol vragen en twijfels en geasfalteerd met een dikke laag afschuw van de bekrompenheid van het milieu waarin hij opgroeit. Deze afschuw wordt gevoed door Dons oudere broer Louie, een erudiete cynicus die na zijn wetenschappelijke studie de vloer aanveegt met het kerkelijke gevoel van zijn ouders en ieder die hem tegenspreekt. Don neemt het besluit om zich te conformeren met de wereld buiten dit milieu maar komt langzamerhand tot de stuitende ontdekking dat deze wereld in wezen aanstootgevender is dan de bekrompenheid die hij thuis gewend was.
Tijdens deze ontdekkingsreis naar die aanlokkelijke wereld wordt zijn twijfel over het geloof gevoed. Hij stelt meerdere keren, op verschillende manieren, de vraag wat geloven in God betekent. Hij wil niet alleen weten wat geloof in God betekent, maar vraagt zich vooral af wat een wreedaard die God moet zijn, de God die alle ellende laat gebeuren. Deze twijfels bereiken hun hoogtepunt als in de loop van het verhaal blijkt dat zijn dochter aan leukemie lijdt.
Terwijl overal in het boek de wrok jegens de God van zijn jeugd wordt verwoord, blijkt steeds meer dat het hier niet gaat om een afrekening maar om een diep gevoel van gemis. Of zoals Willem Jan Otten het in zijn nawoord bij dit boek schrijft: “Je hebt het gevoel dat er een storm opsteekt terwijl je aan het lezen bent. Je moet je schrap zetten, want je realiseert je, samen met de schrijver, dat die storm opsteekt omdat je God niet wilt kwijtraken.” Terwijl Louie in ongeloof sterft, kan Don geen afstand nemen van de God die hem in de steek heeft gelaten. Dit moet voor Otten getroffen hebben, want de bekeerde schrijver en dichter schreef in zijn bekende opstel tegen de verachters van het christelijke geloof ‘Het wonder van de losse olifanten’ dat hij een extase van verlatenheid onderging: bij het gevoel dat iemand je verlaat, moet diegene bestaan want waarom anders voel je je verlaten?
De vader van de wanhoop – de naam Don Wanderhope kan zo vertaald worden – is de personificatie van een lijdende christen. Hij zoekt naar antwoorden op vragen die zoveel worden gesteld. Wanneer zijn dochter leukemie krijgt, kan hij het niet verkroppen dat God dit toelaat. Hij ziet het als een afrekening van zijn ontrouwe christelijke leven. En tijdens deze zoektocht worden Dons vragen uitsluitend cynisch beantwoord. Niet alleen door zijn broer Louie, maar ook door Stein, waarmee hij, tijdens zijn bezoeken aan het ziekenhuis waar zijn dochter verblijft, gesprekken voert. Bovendien geeft alleen die twijfel hem al een schuldgevoel, omdat vroeger niets bediscussieerd mocht worden. De zekerheid van het geloof, voor hem een ambivalentie, geeft hem het gevoel niet te mogen falen en maakt hem angstig en wraakzuchtig tegelijk. En toch blijft hij God ter verantwoording roepen, zelfs na de dood van zijn dochter Carol. Wanhopend, verbeten en soms spottend vuurt hij zijn vragen af op degene die hem ooit genade heeft beloofd. Hij ontkomt niet aan zijn afwezigheid en dat maakt God aanwezig.
Is dit boek een oer-Hollandse afrekening met het christelijke milieu zoals we lezen bij Wolkers of ’t Hart? Of hebben we hier te maken met een schrijver die zich op eenzelfde manier profileert als de religieuze provocateur Reve? Dezelfde vraag stelt Willem Jan Otten ook in zijn nawoord waarin hij Luther citeert: ‘Niemand is God meer nabij dan de vertwijfelden die God haten en lasteren.’
Voor allen die twijfelen, wanhopen of haten, die God de rug toe hebben gekeerd of hem in het hart hebben gesloten, lees Het lam. Dit boek laat eens te meer zien dat die extase van verlatenheid, waarover Willem Jan Otten al dichtte (“Ik heb mij nu zo luid tot u gericht / dat uw zwijgen is gaan klinken”), een weerklank krijgt in heldere, komische, meedogenloze, krenkende taal. Die taal laat je van begin tot einde niet meer los. Wie dit boek leest, blijft er nog lang aan denken.
1 reactie
Ik wil de recensent bijvallen: lees dit boek! Wat een verhaal: een fraaie stijl (goed vertaald), een prachtige ‘zedenschets’ van het Nederlands-Amerikaanse immigrantenmilieu, een mooie opbouw en dan de ontroerende tweede helft van het boek, met die tragikomische apotheose. Heb in tijden niet zo’n mooi boek gelezen.
Gertie Papenburg, docent Nederlands Lauwers College, Buitenpost
3 Trackbacks