Paul Binnerts werd vlak voor de oorlog geboren als kind uit een gemengd joods huwelijk. Hoewel hij er geen actieve herinneringen aan heeft, heeft de oorlog hem wel zijn leven lang uit zijn slaap gehouden. Thuis werd niet over de oorlog gepraat. De nazi’s waren verslagen en daarmee was het antisemitisme uitgeroeid. Vooruitkijken was de boodschap. Hij was een overlevende en mocht niet klagen. Pas toen iedereen in zijn omgeving die het kon navertellen dood was, besloot hij zich tot taak te stellen uit te zoeken wat er was gebeurd. Hij moest naar hen op zoek en dat kon alleen door achterom te kijken. Die zoektocht resulteerde in Het leugenlabyrint.
Tijdens zijn onderzoek stuitte hij op een keiharde historische paradox: hoe meer hij aan historisch feitenmateriaal verzamelde en verwerkte, hoe verder hij leek af te dwalen van waar het hem om ging, nl. dichterbij de belevingswereld zien te komen van zijn ouders en hun familie en vrienden. In alle boeken die hij over de oorlog las, vond hij alleen maar ‘de joden’ terug, niet zijn ouders, familie en vrienden. Daarvoor was fictie nodig, maar wel fictie tegen een feitelijk verifieerbare werkelijkheid.
Gemengde huwelijken
Aan de basis van zijn boek ligt, naast de vooroorlogse fotoalbums van zijn ouders, de groene map die hij kreeg van zijn broer Rob. In deze map zit het grootste deel van de nalatenschap van zijn vader. De hoofdpersoon in zijn boek heet Bert, gemodelleerd naar zijn oom Arnold, van wie hij, buiten een enkele foto, bijna niets weet, maar net voldoende om zijn nieuwsgierigheid te wekken. Hij wordt zo de ideale hoofdpersoon, met wie hij kan doen wat hij wil, als hij maar doodgaat aan het einde.
Bert heeft, vlak voor de Duitse inval, een motorfiets gekocht, een Zündapp, waarmee hij de blits maakt en die hem tijdens de oorlog in staat stelt zijn handel in transport en opslag van goederen te runnen. Bert en zijn zus Emmeke hebben een joodse achtergrond, maar zijn niet religieus. Beiden zijn gemengd gehuwd, Bert met Lien en Emmeke met Joost. Terwijl Bert in het boek wordt geportretteerd als een weinig principiële opportunist, die zich op pragmatische wijze een weg zoekt door het door de nazi’s gebouwde leugenlabyrint, wordt Joost neergezet als een wat starre, principiële man, die zich vruchteloos beroept op bestaande democratische rechtsregels en procedures. Uiteindelijk bewandelen ze allebei een doodlopende weg. De wurggreep van de nazi’s wordt steeds klemmender naarmate de oorlog vordert en de krijgskansen keren. Voor zijn handel in transport en opslag van goederen heeft Bert een loods kunnen huren buiten Den Haag.
Hij onderhoudt contact met welgestelde joodse mensen, die de wijk proberen te nemen naar het buitenland en hun bezittingen in veiligheid trachten te brengen. Soms helpt hij deze mensen te vluchten, zelfs met gevaar voor eigen leven. Daarnaast onderhoudt hij contacten met vooraanstaande nazi’s, die voor hun bazen op zoek zijn naar zeldzame kunststukken. Om zijn joodse connecties te helpen moet hij soms een aan hem in bewaring gegeven kunststuk offeren in ruil voor stilzwijgende protectie. Dit doet hij dan zonder toestemming van de eigenaar. Bert balanceert zo voortdurend op het scherp van de snede tussen goed en kwaad. Zijn lef brengt hem weliswaar heel ver, maar als hij in handen valt van de SD, zal dat hem niet meer baten. Joost vermoedt veel van de handel en wandel van zijn zwager, maar weet niets. Hij vecht zijn eigen strijd uit met de nazi’s. Hij meent als niet-jood en gemengd gehuwde man in aanmerking te komen voor bepaalde voorrechten. Om deze te effectueren klimt hij voortdurend in de pen om bezwaar aan te tekenen bij de hoogste Duitse instanties. Daarbij beroept hij zich op de grondwet en beginselen van de rechtsstaat, tegen beter weten in en niet accepterend dat die niet meer bestaat. Uiteindelijk wacht hem ontslag, arrestatie en, samen met zijn vrouw Emmeke, transport.
Egodocument
Om zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te blijven bouwt Binnerts voortdurend intermezzi in waarin hij ons op de hoogte houdt van zijn zoektocht naar informatie over zijn verwanten. Zo komt er steeds meer informatie aan het licht over oom Arnold, informatie die wonderwel prachtig aansluit bij zijn creatie Bert. Zoals deze parallelle werkelijkheid de fictie geloofwaardiger maakt, zo blaast de fictie de historische werkelijkheid leven in. Deze intermezzi bieden Binnerts ook de gelegenheid om te schrijven over zijn eigen gevoelens over zijn ervaringen met naoorlogs antisemitisme, die hij met zijn vader nooit heeft kunnen delen, en die zelfs hebben geleid tot een afschuwelijke botsing met zijn vader en waaruit uiteindelijk ook zijn motivatie tot het schrijven van dit boek voortkomt. Zo wordt het ook een echt egodocument.
Grote literatuur
In dit zeer gelaagde boek neemt Paul Binnerts ons mee op zijn zoektocht naar zijn familie en maakt ons niet alleen deelgenoot van de morele vragen waarmee deze mensen in oorlogstijd moeten hebben geworsteld, maar ook met die van de naoorlogse generatie, van hemzelf dus. Het laat zien hoe de individuele mens geconfronteerd met de barbarij van het nazidom voor keuzes komt te staan waarvoor een mens eigenlijk niet gesteld mag worden en hoe moeilijk het is te oordelen over de gemaakte keuzes door latere generaties. Het verhaal is geschreven in een directe, glasheldere stijl met gebruikmaking van korte zinnen zonder poespas. Het krijgt daardoor vaart en wordt ook spannend. De lezer wordt meegezogen in de dilemma’s waar iedereen voor komt te staan, ook ten aanzien van je meest intieme vrienden en familieleden.
Hoewel het boek over de oorlog gaat en over de persoonlijke zoektocht naar de familie van Paul Binnerts, heeft het stellig ook een meer universele en zeker ook actuele waarde. Hoe verhoud ik mij tot de mensen om mij heen, tot de ander? Het laat zien hoe moeilijk het is de ander te kennen en daardoor jezelf. Dit is grote literatuur.