Tijdens de Spaanse Burgeroorlog organiseerde de republiek in 1937 een congres waar schrijvers hun steun konden betuigen aan de goede zaak en in ruil gefêteerd werden op copieuze maaltijden en uitjes naar het front. Er was ook een aantal Nederlandse schrijvers van de partij zoals Jef Last en de inmiddels vergeten Johan Brouwer. Patrick Bassant heeft dit congres als uitgangspunt genomen voor zijn nieuwe roman Vlinder in de inktpot waarin hij tien pagina’s aan bronnen heeft weten samen te vatten tot een vlot geschreven verzameling weetjes en anekdotes over de weg van het zwaard en de pen.
In de jaren dertig stond de Spaanse Burgeroorlog sterk in de belangstelling van de Europese intelligentsia, met als bekendste literaire vruchten Hemingway’s For Whom de Bell Tolls (1940) en George Orwells Homage to Catalonia (1938), waarin hij zowel zijn ervaringen als republikeins frontsoldaat tegen de fascisten beschrijft als de gevechten tijdens zijn verlof in Barcelona waar communisten trotskisten, anarchisten en andere splintergroeperingen elkaar beschoten– een burgeroorlog in een burgeroorlog.
In Nederland schreven Henriëtte Roland Holst, Albert Helman, Menno ter Braak, Jef Last en Johan Brouwer over het gewapende conflict tussen de prille republiek en de opstandelingen onder leiding van Franco. Roland Holst als dichter, Helman en Brouwer als correspondent, Ter Braak als intellectueel en Jef Last als soldaat aan republikeinse zijde. In de jaren zeventig werd er nog over de oorlog gedicht door vooraanstaande Nederlandse dichters, maar bekende Nederlandse romans zijn er niet over verschenen. Opmerkelijk want heel wat Nederlanders hebben hun Nederlanderschap opgegeven om in Spanje te gaan vechten en als eerste treffen tussen communisme en fascisme spreekt de oorlog zeker tot de verbeelding. Een boeiend decor voor een historische roman dus.
Van Picasso tot Ivens
In de proloog maken we kennis met Johan Brouwer (1898-1943) die zich nadrukkelijk profileert als sceptische buitenstaander, de academicus, die tijdens de schrijversconventie op een nogal neerbuigende toon zijn licht laat schijnen op zijn collega’s. Dan gaan we een half jaar terug in de tijd en wordt de andere hoofdpersoon geïntroduceerd, het verzonnen personage Pit.
Pit is een eenvoudige Amsterdamse jongen (hart op de tong, recht door zee) die geen werk kan vinden, zoals zovelen in het Nederland van Colijn. Dan treft hij een oude vriend die fotograaf is geworden en hem op sleeptouw neemt als Arbeiders-Fotograaf. Al snel is er een confrontatie met NSB’ers die zijn camera stukslaan. Pit besluit meteen om het fascisme te gaan bevechten in Spanje, omdat de camera als wapen niet opgewassen blijkt tegen geweld. Iemand die zo snel tot zo’n ingrijpende beslissing komt is ofwel heel impulsief of de schrijver is er niet helemaal in geslaagd om het rijpingsproces van dit idee adequaat weer te geven.
Dat impulsiviteit een kenmerkende karaktertrek van Pit is, komt later in de roman niet tot uiting. Pit is niet zozeer fotograaf voor de goede zaak, maar vooral de lens die Bassant gebruikt om een stoet aan historische personen in de roman te kunnen portretteren. Wanneer Pit op weg naar Spanje tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs Picasso ontmoet die aan de Guernica werkt, wordt hij verliefd op diens minnares Dora Maar. Er is grappig bedoeld gehakkel en verlegenheid, maar geen impulsiviteit. Pit gedraagt zich als een ridder van de ronde tafel en bezingt haar droevige oogopslag. Bassant maakt vooral van de gelegenheid gebruik om Fernhout, cameraman van Joris Ivens en in deze roman de beschermengel van Pit, een college kunstgeschiedenis te laten geven.
En zo gaat het door: in Spanje ontmoet hij de fotografe Gerda Taro die samen met Robert Capa hun beroemde oorlogsfoto’s schieten, verder de schrijver Hemingway – Hem voor Pit – die samen met regisseur Joris Ivens aan de film Spaanse aarde werkt, en natuurlijk Jef Last die als kapitein aan het Republikeinse front zijn Spaanse beschouwingen en brieven schreef. Allemaal vinden ze hem aardig en nemen ze hem in vertrouwen, al heeft Pit geen idee wie die mensen precies zijn en wat ze voorstellen. Handig, want kan de schrijver dat allemaal uitleggen.
Character building
Aan de ene kant is het knap dat Bassant al deze personen in zijn roman een plek heeft weten te geven. Ook is het boek beslist heel leerzaam, niet alleen om te weten welke sterren een rol speelden in de Spaanse Burgeroorlog, maar ook om de ingewikkelde politieke intriges aan republikeinse kant beter te begrijpen. Maar dat maakt een boek nog geen goede roman. In een roman heeft de hoofdpersoon doorgaans bepaalde drijfveren, waarvan de belangrijkste de roman tot het slot moeten dragen. Bij Pit ontbreken die grotendeels, vooral die van de lange adem.
Met -gefrustreerde- drijfveren hangt een gevoelsleven samen. Maar omdat die drijfveren ontbreken, komt dat gevoelsleven ook niet van de grond. Pit blijft een wat onnozele buitenstaander wiens beslissingen geen ander doel dienen om de volgende bekendheid het boek in te loodsen. Soms is deze vlakheid zelfs pijnlijk. Wanneer Pits kameraad in zijn armen doodbloedt, leidt dit nauwelijks tot een emotionele respons, en denkt hij er in de rest van het verhaal geen enkele keer aan terug.
Johan Brouwer speelt als personage een minder grote rol, maar heeft meer diepgang dan Pit. Brouwer wordt gepresenteerd als Nietzscheaan die zijn eigen moraal wil creëren. Tegen de tijdsgeest in wil hij de burgeroorlog objectief en dus van beide verslaan. Een interessant gegeven dat bij Bassant echter niet tot een geloofwaardig (innerlijk) conflict leidt. Aan het eind van het schrijverscongres, laat Bassant Brouwer toch instorten. Deze crisis komt zo onverwacht en de uitwerking ervan is zo over the top dat het ronduit potsierlijk is.
Schelmenroman
Dan nog kan een roman overtuigen omdat het plot centraal staat; het avontuur, de verwikkelingen. De schrijfstijl doet inderdaad aan een jongensboek denken. Triomfantelijke lachjes spelen om lippen, er zijn heetgebakerde kameraden, een Rotterdamse journalist is ‘voor een kakkerlak best aangenaam gezelschap’, aangevuld met een sloot aan kwalificaties als leepzuiger, bleekpoeier, en ketelbink. En Hemingway barst regelmatig uit in Kapitein-Haddockachtige scheldkanonnades: ‘Goeiemegranes! Een aanslag op het vrije woord! Vuile Moorse stuipenkoppen, achterlijke rechtse galftrekkers! Ze vrezen mijn speech, die katholieke ongeletterde smeerotsers. Goskrommeneie, zo denken ze dus met me om te gaan! Ongeletterde bokkenezen!’
Maar in een jongensboek moet er wel altijd een schat worden gevonden, een moord opgelost of een verrader ontmaskerd. Niet alleen ontbreekt een centraal probleem, vragen oproepen om spanning in het verhaal te houden lukt ook niet echt. Vragen worden meteen beantwoord (eerdergenoemde tik van NSB’er en Pit gaat naar Spanje) of wordt er eerst het antwoord gegeven om later met de vraag te komen (Pits camera valt tijdens het doorkruisen van de Pyreneeën in een ravijn, hij stelt honderd pagina’s later de vraag of dat wel een ongeluk was wanneer de totalitaire controledrang van de communistische partij aan de orde komt. De lezer weet genoeg), en worden veel vragen helemaal niet beantwoord (losse eindjes).
Echt spannend wil het daarom niet worden, maar dat wordt gecompenseerd door het gevoel dat je aanwezig bent op alle belangrijke podia in aanwezigheid van belangrijke mensen en allerlei sappige anekdotes en leuke historische weetjes te horen krijgt. Zoals het ware verhaal achter de beroemde foto van Capa waarin van dichtbij het moment te zien is waarop een soldaat door een kogel wordt getroffen.
Er zijn schrijvers van historische romans die het verleden vooral als decor gebruiken om de hoofdpersoon psychologisch uit te diepen, een mooie liefdesgeschiedenis uit de doeken te doen of een schelmenroman te presenteren waarbij historische gebeurtenissen en personen hooguit op de achtergrond een rol spelen, anderen schuwen het grote gebaar niet en voorzien historische kopstukken van een binnenwereld om hun invloedrijke leven van een psychologische context te voorzien.
Bassant wil het allemaal, en dat is veel. De roman kapseist onder zijn eigen gewicht omdat de hoofdpersonen niet de spanwijdte krijgen om al die anekdotes en faits divers te kunnen dragen. De eerste grote Nederlandse roman over de Spaande Burgeroorlog is Vlinders in de inktpot dan ook niet geworden.