De klassieke mythologie gezien vanuit het vrouwelijk perspectief levert een ander verhaal op. Dat is de inzet van Pat Barker in De vrouwen van Troje (The Women of Troy). Barker is vooral bekend als auteur van de meermaals bekroonde Rengeneratie-trilogie, waarin ze de Eerste Wereldoorlog door de ogen van vrouwen beschreef. Deze nieuwe roman is een direct vervolg op Barkers Ilias-bewerking De stilte van vrouwen (The Silence of Women, 2018) en moeilijk er los van te zien. In De vrouwen van Troje baseert Barker zich op Euripides’ toneelstuk De Trojaanse vrouwen, een Griekse klassieker.
Plaats van handeling is het Griekse oorlogskamp in Troje in de nadagen van de tienjarige oorlog. De afwikkeling van de oorlog wordt beschouwd door de ogen van de jonge vrouw Briseïs. Zij is in het winnende Griekse kamp beland als oorlogstrofee van de grote held Achilles. De vrouwen van Troje zet in na de dood van Achilles. Hij wordt opgevolgd door zijn puberzoon Pyrrhos. Omdat Briseïs zwanger is van Achilles, regelt deze voor zijn (bijna aangekondigde) dood dat ze trouwt met Alcimus, zijn schildknaap. Daarmee stijgt haar status van slavin naar wettige echtgenote, van een trofee naar iets dat een persoon nadert.
En toch: Barker laat er geen misverstand over bestaan dat er in de wereld van de mythologie weinig gehoor is voor vrouwen. Het verrast zelfs de slimste der mannen, Odysseus, dat een vrouw zelfstandig een idee kan ontwikkelen, een gegeven dat Barker nadrukkelijk uitvergroot. Ook laat ze Briseïs over Pyrrhus zeggen: ‘Het was iemand die zichzelf nog geen twee uur achter elkaar in de hand kon houden.’
Stilistische tijdsprongen
Met haar hervertellingen van de klassieke mythologie staat Barker niet alleen. Een alternatieve lezing van de mythologie geven bijvoorbeeld ook Christa Wolf met Kassandra, (1983), Margaret Atwood met The Penelopiad, (2005) en de classica Anne Carson met haar wonderschone gedichtencycli The Autobiography of Red (1998) en Red Doc (2013).
Het is geheel eigen aan Barker hoe ze met een stilistische truc als het ware een tijdsprong maakt van het antieke Griekenland naar het heden. Het gebrul en gescheld van haar Griekse krijgers heeft de subtiliteit van het gebrul van voetbalsupporters in de hitte van de wedstrijd – in smeuïg jargon dat in de Nederlandse vertaling niet helemaal overkomt. Ook personages zoals de priester Calchos worden gekweld door hedendaagse twijfels. Hij weet dat hij met zijn gepoederde gezicht en sieraden niet in hoog aanzien staat bij de mannen. De verwachting is dat hij vertelt wanneer ze naar huis kunnen zeilen, maar in zijn rol als bemiddelaar tussen de goden en de mensen schiet hij tekort. Het blijft wachten op een gunstige wind.
Een verhaal van vrouwen?
De ongewenste stilstand is in De vrouwen van Troje te voelen. Het verhaal wil niet echt op gang komen. Gebeurtenissen uit De stilte van vrouwen, Barkers voorgaande boek, worden steeds aangehaald en uitgelegd. Mogelijk doet ze dat vanwege de veelvoudige herhalingen in de klassieke mythologische vertellingen, maar voor de roman pakt dat minder gunstig uit. Waar protagonist Briseïs in de eerste roman haar eigen oorlog te vechten had, is ze in De vrouwen van Troje vooral een waarnemer. Ze toont veel compassie met vrouwen die het minder goed getroffen hebben dan zij, maar als personage ontbreekt het haar aan eigen reliëf. Markanter zijn – naast Calchos – karakters zoals dat van de ziener Cassandra, de Trojaanse koningin Hecuba en de slavin Amina.
Het is in feite dankzij de vastberaden Amina (geen mythologische figuur, maar een uitvinding van Barker) dat er halverwege het boek echt iets begint te gebeuren. Pyrrhus is vastbesloten om bij wijze van extra machtsvertoon het lijk van de overwonnen Trojaanse koning Priamus niet te laten begraven. Maar Amina heeft te veel ontzag voor de dode koning om de ontbinding van zijn lijk te kunnen aanzien. Briseïs, solidair met Amina, schiet haar te hulp. De vrouwen worden op heterdaad betrapt. Als vrouw van Alcimus en moeder van Achilles’ ongeboren kind – halfbroertje van Pyrrhos – komt Briseïs ermee weg, maar het doet haar beseffen dat haar positie nog steeds precair is. Ook een vrije vrouw kan de volgende dag een slavin zijn.
En niet alleen dat. Barker laat Briseïs opmerken dat zelfs haar verhaal niet van haarzelf is: ‘Het verhaal van Achilles eindigt nooit; overal waar mannen vechten en omkomen, zul je Achilles treffen. En wat mij betreft – mijn verhaal was onlosmakelijk verbonden met het zijne.’ Een vertelling van vrouwen misschien, maar dan nog bepaald door de daden en vooral, de misdaden van mannen.