Deze week was het Wereldboekendag (23 april), een dag die tot doel heeft het boek te promoten zodat literatuur zich wereldwijd zal verspreiden. Om wereldliteratuur voor iedereen toegankelijk te maken, zijn vertalers nodig. Zonder vertalers zouden we geen kennis kunnen nemen van een groot deel van de wereldliteratuur. Daartegenover is het voor jonge vertalers niet eenvoudig om ervaring op te doen. En een goed vertaler word je door veel te vertalen; dus hoe wordt een vertaler met talent een ervaren vertaler? Vanuit die gedachte en vraag ontstond het idee van een tijdschrift waarin vertalers kunnen debuteren met de vertaling van een zelf gevonden, liefst onbekende auteur uit de wereldliteratuur. Elke editie van dit tweejaarlijkse tijdschrift zal onvertaald gebleven poëzie (nog niet in deze eerste editie), romanfragmenten en verhalen uit alle uithoeken van de wereld publiceren.
In deze eerste editie van PLUK (dec. 2016) staan verschillende verhalen en romanfragmenten van (vrij ) onbekende auteurs – lees: onvertaald – en hun vertalers. En een column van de Duitse Isabel Hessen over hoe zij de vertaalster van Kom hier dat ik u kus van Griet Op de Beeck werd.
Zijn het bijzondere verhalen die door deze jonge vertalers werden opgeduikeld en uit hun oorspronkelijke taal werden gehaald? Ja, dat zijn het. Zie het fantastische verhaal (in al zijn rampspoed) Paddenkop uit de verhalenbundel Turtleface en Byond van de Amerikaanse schrijver Arthur Bradfort (1969), die een vertelkracht kent die je niet had willen missen. Een mooie vondst van vertaalster Irene Paridaans en waarvan je hoopt dat de hele bundel vertaald gaat worden.
Melani Reumers vertaalde al eerder en verhaal van de Spaanse schrijver Eloy Tizón (1964) uit de bundel Técnicas de iluminación, die in 2014 in Tirade 455 werd gepubliceerd. Tizóns werk was niet eerder in het Nederlands te lezen en met de vertaling van een tweede verhaal uit diezelfde bundel, Fotosynthese, mag gehoopt worden dat ook deze bundel in zijn geheel vertaald zal worden (Uitgevers?). Het verhaal als een tekst in beweging, als een gesprek van de schrijver met zichzelf, vragen stellend en als een bezwering neerpennend. ‘Waarom zou je niet tevreden zijn? Natuurlijk ben je tevreden. Treurigheid, dat is pas moeilijk, met deze zon en deze vulpen. Ze vroeg me aan haar zijde te blijven, voor altijd samen, maar je moest ervandoor, er zat niets anders op.’
Dan deze nog: werk van de Japanse schrijver Teru Miyamoto (1947). Sander Schoen vertaalde het korte verhaal Verbrand je schepen ( Fune wo yaku). Een verhaal verteld alsof je op een stoel naast de verteller zit en hij je precies vertelt hoe, waar, wanneer en wat er allemaal gebeurde op een van de laatste dagen van een novembermaand, toen er een tropische storm op weg was naar Japan. Hoe een man drie dagen daarvoor op reis ging met zijn minnares, waarmee hij het na die reis wilde uitmaken. Hoe ze in een eenvoudig hotel aan de kust terechtkwamen, gerund door een zeer jong stel. We krijgen het levensverhaal van dat stel te horen, hoe ze van kinds af aan met elkaar optrokken en hoe ze nu uit elkaar gegroeid zijn. Er is een bootje op het strand dat elke ochtend op onverklaarbare wijze verschoven lijkt. En hoe uiteindelijk de man zijn minnares wil behouden. Een betoverend verhaal, en alweer, dat had je niet willen missen.
Verder een vertaling van Ada Duker van de Italiaanse schrijver Mariapia Veladiano (1960) van het verhaal La Vita Accanto (Leven aan de zijlijn). Een vertaling uit het Deens door Renske Wiltink; een prozastuk uit de debuutroman (1928), Fiskerne (De vissers) van Hans Kirk (1898-1962), dat als een van de meesterwerken uit de Deense literatuur wordt beschouwd. Betty Klaasse vertaalde uit de bundel Ten Sorry Tales (2006) een verhaal van de Engelse schrijver Mick Jackson (1960) dat zo begint: ‘Lol en Edna Pearce waren graag op zichzelf, en dat was maar goed ook, want hun dichtstbijzijnde buren woonden veertien kilometer verderop.’ Dan wil je wel verder lezen.
En vertaalster Jettie Huisman kwam via de schrijver Michael Cunningham (The Hours) de schrijfster Carol Anshaw (1946) op het spoor, die al een flink oeuvre aan korte verhalen en romans op haar naam heeft staan. Huisman vertaalde een stuk uit de roman Carry the One. En ja, ook hier geldt: ken je een stuk van het verhaal, wil je het hele boek lezen.
Elke vertaling wordt door de betreffende vertaler van een inleiding voorzien. Paridaans schrijft onder meer over Bradforts stijl dat een aantrekkelijk aspect daarin zijn Brits aandoende gevoel voor humor is. En: ‘Het vinden van de juiste vertaling voor zinsneden als: ‘He was alive, a good sign’ maakte het vertalen van zijn teksten tot een feest.’ Wat een van de aanbevelingen is dit verhaal en deze Pluk te gaan lezen. Waarbij je de sensatie ervaart dat je een ontdekking doet, een primeur leest van niet eerder vertaalde teksten. Wat een genieten is, en dat alles in een mooi uitgegeven handformaat waarvan je er meerder van in je kast zou willen bijzetten.
Redactie: Anne Folkertsma, Lisette Graswinckel, Betty Klaasse, Louise Koopman, Barbara de Lange, Anne Lopes Michielsen, Niek Miedema, Anne Roetman, Fedde van Santen en Lisa Thunnissen. Vormgeving en illustratie waren in goede handen van Andries Boertien.
Het tijdschrift is te vinden bij de betere boekhandel of kan hier besteld worden. De tweede editie is in de maak en verschijnt zeer binnenkort.