onder redactie van Jozef Deleu – Het Liegend Konijn 2021/1

De keuze van gedichten is weer treffend

Recensie door Ingrid van der Graaf

Het is haast niet te bevatten dat de 179 nieuwe gedichten in Het liegend konijn 2021/1 een keuze is uit een paar duizend gezochte, ontdekte en ongevraagd ingezonden gedichten staan. Jozef Deleu, enig redactielid van het tijdschrift die de titel ‘ambassadeur van de Nederlandstalige poëzie’ zeker verdient, werkt zich halfjaarlijks door stapels poëzie heen. Dat het resultaat bij elke editie aanslaat, tweejaarlijks al twintig jaar lang, verrast telkens opnieuw, en is tevens een compliment aan de opgenomen dichters. Deleu is een belangrijke factor in het verspreiden van nieuw werk, zijn doel is erkenning voor de dichter en de poëzie vitaal te houden. Dat is hem ook in deze laatstverschenen editie weer gelukt waarin nieuwe gedichten van achtendertig dichters, net voor ze klaar waren uit te vliegen door Deleu werden weggekaapt.

Duurzaam of verwelkend

Elke lezer heeft zijn voorkeur, of kiest zijn meest aansprekende gedichten eruit, dat is ook de bedoeling van dit aanbod, gelijk een bos wilde bloemen gemengd met gekweekte bloemen. Waar een gerenommeerd dichter de stevigheid biedt van de lange duur, kan een veldbloem wat sneller verwelken, afhankelijk van doorzettingsvermogen, al dit is te lezen in Het liegend konijn. Een vijftal gedichten van Gerry van der Linden (1952), geen veelschrijver maar wel een blijver. Het laatste titelloze gedicht van de vijf zou ‘de geschiedenis van een gedicht’ genoemd kunnen worden. Waarin een waarneming verbonden wordt met eigen aannames van hoe de dingen gebeurd kunnen zijn, waarop deze aannames teniet worden gedaan door deze in twijfel te trekken.

‘Op straat zag ik een meisje op de fiets
 met benen in te wijde kousen, ook
 zag ik een vrouw met blote voeten in een
 vliesdunne jas.

 Waren zij vergeten zich behoorlijk aan te kleden?

 Zomer had hen beduveld en het meisje
 met de dunne benen, in de kluwen
 van de ochtend, had verkeerde kousen uitgezocht
 (moeder niet de goeie maat gekocht)

 Maar wat weet je nu van de geschiedenis
 van een ochtend? Dingen gaan zoals ze lijken.
 De kousen van het meisje kruipen
 om haar kuiten, plooien om haar enkels

 in de geschiedenis van dit gedicht.’

Mooie vondsten zijn, een ‘vliesdunne jas’, en ‘in de kluwen van de ochtend’, (dat een verdwaald zijn suggereert). En de vraagstelling, ‘wat weet je er nu eigenlijk van, van wat je ziet?, legt een diepere laag aan. 

Quarantaine gedichten

Van Hanneke van Eijken (1981) zijn zes quarantaine gerelateerde gedichten opgenomen. Het onderwerp ligt zeer voor de hand, de gedichten zijn verrassend goed, telkens als je ze opnieuw leest blijven ze leven. De door quarantaine gedreven handeling liggen ingekapseld in het gewone leven zoals, ‘je zingt steeds vaker, je handen vouwen /  

 na het wassen / niet in een gebed, maar in kleine vogels / die kwetteren’.

Of, ‘afstand is een nieuw begrip geworden / iemand trekt strepen op vloeren / met afplaktape // Ik kneed minstens tien minuten op plakkerig deeg // (…) een vochtige theedoek ligt over alle afspraken / die we al hadden gemaakt’. 

Geboetseerde beelden

De vijf krachtige, tot beelden boetserende gedichten van Jan Baeke (1956) treffen het sterkst. Ze zijn als een roep tot ambachtelijk en opbouwend werken, maar onmacht ligt op de loer en alles verdringt tot een schaduwleven. Zoals in het, Onze handen zijn thuis in emotie,

‘Geef ons een klus en we maken er werk van.
We verzagen het leven naar ieders geluk, werken
voor een betere tijd die we diep in ons hart allang kennen.

(…)

Iedereen hier durft zijn handen te laten zien, heel anders
dan die praatjesmakers die tegen ons praten en van praten
een paradijs willen maken.

Ook de grote jongens die hun grote auto’s in onze sobere
straten laten grazen – alsof ze er eerlijk aangekomen zijn –
zijn van de handen, maar dan anders en van andere handen.

Wij kunnen gelukkig zijn met het gewone. Dat is onze kracht.
Als het licht wordt heb ik alle spullen in de bus geladen, brood
erbij en hamers, zagen, schroeven, boormachine, waterpas.

Ik wacht voor het raam met het zicht op de bus
wacht de uren af, wacht dan de uren af, probeer mijn handen
gerust te stellen, zet tegen zessen de avond terug in de schuur

In de schuur van deze gewone man.
Ik loop, voor de nacht valt, nog even naar buiten.
Het is te donker om mezelf te zien.’

Sociaalrealistische regenjas

De jongste debuterende dichter is Pieter Van De Walle (1992), met drie gedichten. Waarvan de strofen: ’twee plus twee is nog steeds vier maar enkel uit beleefdheid / de wereld is weer plat, godzijdank / de zon tutoyeert me, de zon is de laatste Sovjet / ik meander door een utopia van bourgeois kittens / met mijn sociaalrealistische regenjas en kijk omhoog: / zoveel wolken – dit moet wel het tijdperk van de wolken zijn’, veelbelovend zijn, en met een strofe als, ‘pas toen je de camera uitvond, begon je te lachen’ met het kip en het ei principe speelt. 

Elke dichter verdient het hier besproken te worden, maar dat is alsof er achtendertig bundels besproken moeten worden. Al kan het gedicht van Hagar Peeters’ (1972) Berichten van bijstand van disfunctionele gezinnen in coronatijd niet onvermeld blijven. Een gedicht van drieënhalve pagina’s dat vanuit de lockdown geschreven is en de rafelige achterkant van het coronabeleid toont. ‘Hoe meer je vlucht en weigert mee te doen, hoe meer / ze gooien met pek, rotte aardappels, hun eigen vuile drek / en je laat het van je afglijden, denk je, / je denkt: / dit hoort bij hen, niet bij mij, /dit raakt mij niet / dat is mijn keuze / en je neemt de die je zelf bent in je armen en vlucht // waarheen te vluchten in coronatijd en nu de huizenprijzen stijgen en // Hoe te vluchten met jezelf terwijl je binnen moet blijven en de pijn // Hoe de betekenis te vinden wanneer je tijd van leven lijkt te zijn veranderd in het uitzitten van straftijd?’

Twee rollen

Ook twee nieuwe gedichten van Dichter des Vaderlands, Lieke Marsman, waarvan het gedicht Gedaantes getuigt van de verschillende rollen die een dichter heeft, of krijgt opgelegd: ‘wie ik ben als dichter / heeft weinig te maken  / met wie er op mijn kussen slaapt / zij wil het liefst luisteren / naar jullie gesprek vanmiddag / en het niet onderbreken / met een observatie / of een dichtregel die ze eergisteren schreef / en nu omvormt tot spontane opmerking / die niet het ontzag zal oogsten waar ze op hoopte / (…)’.

Het lezen en selecteren van het enorme aanbod aan gedichten vergt een halftijdse baan liet Deleu eens in een interview weten. Dank aan de eenmansredactie die zichzelf steeds weer opnieuw deze taak stelt. En wetende dat de tweede editie in oktober verschijnt, betekent dat het lezen en beoordelen van al die prille gedichten al een aanvang heeft genomen.

 

Omslag Het Liegend Konijn 2021/1 - onder redactie van Jozef Deleu
Het Liegend Konijn 2021/1
onder redactie van Jozef Deleu
Verschenen bij: Pelckmans uitgevers (2021)
ISBN: 9789463832991
292 pagina's
Prijs: € 20,00

Meer van Ingrid van der Graaf:

Recent

21 maart 2023

Alles geschreven...

Over 'Cinemascope' van Gerrit Brand
16 maart 2023

Diepzinnigheid in weerbarstige verhalen

Over 'Kilometer 101' van Maxim Osipov
14 maart 2023

Gümüşay wil geen intellectuele poetsvrouw meer zijn

Over 'Spreken en zijn ' van Kübra Gümüşay
13 maart 2023

Grappen maken behoort tot de essentie van de Egyptische cultuur

Over 'Bier in de snookerclub' van Waguih Ghali

Verwant