Literair tijdschrift Tirade verschijnt dit jaar in een hogere versnelling. Waar in voorgaande jaren steeds vier edities verschenen, lijkt het blad dit jaar met vijf edities te zullen afsluiten, gezien de tweemaandelijkse plof op de mat. Het wordt er wel levendiger van, alsof er een vitaliserende druk achter zit. De dommelende lezer, die dacht nog wel even te hebben voor er een nieuw nummer verschijnt, moet zijn instelling veranderen. Dit jaar verscheen er een maart- /mei- en augustusnummer, en het oktobernummer is in aantocht. Elk nummer een feest aan verhalen, gedichten, essays, worden auteurs gememoreerd. Met hier en daar een nieuw geluid, een debuterend of in Nederland nog onbekend schrijver.
Floyd-effect in de literatuur
Tirade 480 opent met een redactioneel stuk waarin Julien Ignacio opmerkt dat na de gewelddadige dood van George Floyd, zwarte schrijvers in de spotlights zijn komen te staan, er een zogezegd Floyd-effect is ontstaan. Het eerste korte verhaal ‘Een doodgewone vrijdagochtend’, is dan ook van de vrij onbekende Afro-Amerikaanse dichter en schrijver Langston Hughes (1901-1967). Na het lezen van zijn verhaal, wil je gelijk meer van deze auteur lezen. Het verhaal, over het zwarte meisje Nancy Lee die op een witte openbare school meedoet aan een kunstwedstrijd, is schrijnend. Met haar werk wint ze een kunststudiebeurs. Dan komt de commissie erachter dat Nancy zwart is, krijgt ze de beurs toch niet. Hughes zoekt niet de scherpe randen van het goed en kwaad op,( wat voor de hand zou liggen), maar kiest geen partij.
De leerkracht van Nancy, Miss O’Shay leert haar, nadat ze Nancy het slechte nieuws heeft moeten vertellen, dat, ‘Amerika alleen [is] wat wij ervan maken. Ik ben Ierse. Dit weet jij misschien niet Nancy Lee, maar jaren geleden werden we de smerige Ieren genoemd, en werden we door hordes in de grote steden aangevallen, en werden we verzocht om terug te gaan naar waar we vandaan kwamen. Maar we gingen niet. En we gaven niet op, omdat we geloofden in de Amerikaanse droom, (…) Degenen die jou deze studiebeurs ontzeggen, weten niet wat die sterren [in de vlag] betekenen, maar het is aan ons om het ze te vertellen.’ En Nancy tilde haar hoofd op, glimlachte. ‘Er komen wel andere prijzen, dacht Nancy Lee. Er zijn scholen in andere steden. Dit houdt me niet tegen.’ Caspar Wijers vertaalde dit verhaal van Hughes, en je hoopt dat er eens een heel boek van deze schrijver vertaald zal gaan worden.
Nog met het verhaal van Hughes in het hoofd door naar de ‘Kwatrijnen’ van Tonnus Oosterhoff. Alsof ze daar en nergens anders geplaatst konden worden. ‘Er wordt ritmisch aan ons getrokken. / Door Wie? In welke richting? / We weten dat we waardevol zijn / omdat er aan ons gerukt wordt.’
Honden in de literatuur
Sander Kollaard over de roman Onderdak van Elisabeth van Nimwegen. Over hoe bijzonder deze roman is, met uitgelichte thema’s als de druk van de samenleving, moederschap, vrouw zijn en de wens helemaal te willen verdwijnen. Mooi is dat Kollaard hierin een vergelijking trekt met Bor de Wolf uit de Fabeltjeskrant, die voorafgaand aan elke zin eerst een huil (Hu!) liet horen. Bor wil met niks en niemand iets te maken hebben, het Enge bos is voor hem de ultieme plek om zich terug te trekken, net als Andrea uit Onderdak, die zich in een bergruimte op zolder heeft teruggetrokken, wil ook met niks en niemand meer iets te maken hebben. Verdraaid goede roman, Kollaard schreef er een fijn stuk over.
Guido van Hengel schreef over de hond in de literatuur, ‘Meelezen met de honden’. De hond in het werk van Virginia Woolf, Tsjechov en Kafka. En natuurlijk Sander Kollaard met zijn Uit het leven van een hond,en Ik wil geen hond zijn van Alma Mathijsen. ‘Waarom verschijnen er zoveel boeken over honden?’
Poëzie van Maria Barnas, gebeeldhouwde woorden, regels als de tandjes van een rits, die in elkaar schuiven, sluitend zijn. Getiteld ‘Ha-ha’ naar de Ha-ha Wall: een droge gracht waarin een muur verborgen wordt als omheining.
Eerdere edities
Uit de eerste editie van dit jaar, Tirade 478 is een verhaal van Julien Ignacio, geïnspireerd op de roman Alleen de bergen zijn mijn vrienden van Behrouz Boochani, zeer vermeldenswaardig. Ignacio laat een cyborg een vriendschapsverzoek naar Behrouz sturen. Waarna ze gaan chatten, waardoor het leven van Behrouz dichtbij komt, dichterbij kun je haast niet komen, bij een mens, verslagen als vluchteling. Dan een bizar verhaal van Maria Kager, ‘Een unieke ervaring’, waarin de prijs van een schrijfwedstrijd een ontmoeting met Etgar Keret in Tel Aviv inhoudt. Van Marjolein van de Gender een gestileerd verhaal over verlaten zijn. En Yentl van Stokkum, die gefascineerd is door Emily Brontë, schreef daar prachtige gedichten over.
In Tirade 479 een bijdrage van Wouter van Oorschot, herinneringen aan de dit jaar overleden schrijver Carl Friedman, een mooi in memoriam. Lodewijk Verduin over het werk van H.A. Gomperts, ‘Maar wat is er dan gebeurd met H.A. Gomperts? Hij wordt zelden genoemd, zijn boeken worden niet driftig gezocht.’ Daar zou deze bijdrage wel eens verandering in kunnen brengen. Lees, lees, lees!
Last but not least een prachtig verhaal, Ritueel, van beeldhouwer en schrijver Mohana van den Kroonenberg. In 2010 debuteerde ze met de verhalenbundel Moorddiner, sindsdien werd er op literair gebied weinig van haar vernomen. Goed te horen dat er wordt gewerkt aan een tweede verhalenbundel, Overlevingsstrategieën.
Elke editie is meer dan de moeite waard om aan te schaffen, door te snuffelen, te lezen, van voor naar achter en weer terug, verhalen houden nooit op.