Terras is een tijdschrift voor internationale literatuur en kunst en een platform voor vertaalde literatuur, daarin onderscheidt het zich van vele andere tijdschriften. Zoals de redactie aangeeft op hun site, is het streven nieuwe literaire uitzichten te bieden.
Waar de redactie zeker wel in slaagt is altijd weer een intrigerend thema te vinden voor elke editie. Terras #10 heeft als titel Metalen meegekregen. Een thema, dat niet eenvoudigweg als leidraad dient, maar wordt gebruikt om literatuur en kunst vanuit de invalshoek van bijvoorbeeld een stad (Brussel), een begrip (Maken en breken) en nu dus een grondstof (Metalen), te benaderen en te doorgronden, wat tot verrassende stukken kan leiden. Aan deze editie werkten veertig auteurs en vertalers mee.
Miek Zwamborn tekent voor de inleiding, Legeringen en schrijft dat taal bij uitstek een vloeibaar materiaal is: ‘elke tekst is een legering op zich. (…) Een tekst kan altijd weer worden aangelengd of herschreven.’ Wat een mooie omschrijving is van hoe metaal zich verhouden kan tot literatuur. Een zeer interessante bijdrage is, Metalisme en mineralisme, van de Franse (wetenschaps)filosoof en dichter Gaston Bachelard (1884-1962). Een stuk waarin gefilosofeerd wordt over metalen in de literatuur, over alchemie en over ‘Denken en verbeelding’ die hun tegenstelling hervinden. Metaal als materieel protest en bij uitstek de stof van de koelheid. “Om het te ’temmen’ zal alle energie van de provocerende dromerij nodig zijn.” Een stuk om op te studeren maar evengoed als ondoorgrondelijke poëzie tot je te nemen. Wat beklijft dat blijft.
Bij een verhaal van H.G. Wells, dat zich afspeelt in een ijzerfabriek aan het spoor, schrijft vertaler Caroline Meijer in een aantekening vooraf dat het verhaal zelf niet veel om het lijf heeft maar de uitwerking van de rivaliserende relatie tussen de twee mannen des te meer. De kegel is een ijselijk verhaal over twee vrienden waarvan de een de ander met zijn vrouw bedriegt. De bedrogen echtgenoot neemt wraak en Wells laat hem, met de innerlijke kilte van metaal, op overweldigende wijze de minnaar van zijn vrouw, een hel toebereiden. Een verhaal binnen de metaalindustrie, vurig verteld en zeer metallisch.
Toch kan het gekunsteld overkomen teksten te verzamelen die een gemene deler hebben, in dit geval dus metaal. Het wordt een manier van zien, een fixatie waardoor je in alles een metalige grond, kleur, temperatuur, klank, ritme, vorm en reden ziet, dat ook iets afstotends heeft en te maken heeft met de hardheid van het materiaal die als een soort hoekigheid in de teksten terug te vinden is. Het verhaal van Patricia de Groot, Een sterk staaltje is dan ook een welkome afleiding van de filosofisch/technische verhandelingen. Hoewel er een stalen kast in voorkomt, gaat het om de monteur, die de kast in elkaar moet zetten. Het verhaal is in de vorm van een monoloog. Degene door wie de monteur was ingehuurd, is onder het mom van even geld pinnen om hem te kunnen uitbetalen, niet teruggekeerd. De Groot schrijft met vlotte pen, inlevend en droog humoristisch: “Ja, ik dacht, ik ga maar door, ze zal toch zo wel terugkomen. En op welk punt besluit je dan dat er iets raars aan de hand is? Ik heb daar geen ervaring mee. Dat leren ze je op de opleiding niet.”
Jan Nieuwenhuis, musicoloog en muziekjournalist, schrijft mooi over zijn relatie met metaal: ‘het zijn koude blikken die we wisselen, het metaal en ik. (…) Je bent koud en vlak. Je glanst onaantrekkelijk. Je oogt star, weinig aanlokkelijk, onbuigzaam: kil. Je sluit buiten.’ En over metal-muziek waarvan Nieuwenhuis zegt dat het een muzieksoort is met weinig ontwikkeling, ‘want geaard in vaste vormen.’ Nog dit: ‘Ondanks de vele vertakkingen van het genre is het vele malen eenzijdiger dan de veelzijdigheid van de materie. Het is metaal in oervorm: onbewerkt, rauw en hard.’ Dat maakt deze muziekvorm opeens inzichtelijk.
Net als in alle literaire bladen, wordt er ook gedebuteerd in Terras. Idwer de la Parra kreeg een plaatsje voor twee gedichten. Wat gelijk ook de titel is van zijn gedichten en waarvan Havenwater zich in opbouwende strofen uiteenzet,opblaast, beginnend met: ‘Het is de chaos van het havenwater,/de onderstromen, het blind kopstoten/van golven tegen boeg en kade – het is’. In de vorm van de regels blaast het zich op als een ballon en neemt weer af, slinkt en eindigt met één woord: ‘geweest’. Een gedicht waarin het metaal en de schepen zich op de achtergrond houden.
Die schepen zijn vol in zicht in het werk van de Duitse dichter Nico Beutge in de serie verhalende gedichten ’s Nachts gloeien de schepen, vertaald door Miek Zwamborn. Mooie strofen als: ‘(…) dichter dan kwarts/waar de stroom zich met stof verbindt en de planten/zand in de lucht tekenen, strooilicht, in lagen/zonder geluid (…).’ Gedichten om voor te dragen, gedichten vol verwarring die klinken tot aan een langzaam begrijpen.
En er is nog veel meer in deze Terras. Uren en uren kun je erin blijven bladeren en zoeken en je komt er niet uit en krijgt er maar geen genoeg van. En die nieuwe literaire uitzichten worden inderdaad zichtbaar. Mooie editie.
Terras verschijnt twee keer per jaar
Bestellen via de website.