Bij een verspreking maakt iemand een vergissing: hij verklapt een geheim, zegt iets anders dan hij bedoelde, verhaspelt woorden of verwisselt klanken. Het tegenovergestelde, zou je kunnen zeggen, is misverstaan: je hoort iets anders dan wat er in feite wordt gezegd. Het gaat om zogenaamde ‘faalhandelingen’. De term is van Sigmund Freud, afkomstig uit zijn Psychopathologie van het dagelijks leven uit 1901. Zulke handelingen komen volgens de Weense dokter voort uit onderdrukte gevoelens en conflicten, wensen en verlangens, angsten en motieven die in het onderbewuste zijn opgeslagen, dikwijls met een seksuele ondertoon. Had hij gelijk?
In De rivier van het bewustzijn besteedt neuroloog Oliver Sacks aandacht aan wat hij noemt ‘mishearings’. Hij hoorde een vriendin zeggen: ‘Ik ga naar choir practice.’ Het verbaasde hem want in al de jaren dat ze elkaar kenden had hij nooit enige belangstelling voor koorzang bij haar opgemerkt. Had ze misschien een nieuwe hobby of ging ze soms luisteren naar een familielid die in een koor zong? Toen hij haar weer terugzag, bleek dat ze niet naar de repetitie van een zangkoor was geweest, maar naar een chiropractor. Ze moesten smakelijk lachen om de vergissing. Een paar dagen later grapte de vriendin: ‘Ik ga naar choir practice’, maar Sacks verstond opnieuw iets anders: firecrackers. Hij realiseerde zich dat zulke mishearings vaker plaatsvonden naarmate hij ouder geworden was, omdat zijn (gedeeltelijke) doofheid toenam. Het is een onvoorspelbaar verschijnsel. Op een willekeurige dag kan het twintig keer gebeuren of juist helemaal niet. Hij nam een notitieboekje in gebruik met als opschrift paracusia. Op de ene bladzij noteerde hij wat hij had gehoord, op de andere bladzij wat er echt werd gezegd. Daarnaast noteerde hij het commentaar van anderen op het misverstand en zijn eigen veronderstellingen over de onzin die hij had menen te horen.
Hij kan uiteindelijk Freuds opvattingen niet onderschrijven. ‘Hoewel ik af en toe iets zodanig verkeerd versta dat het schaamrood me naar de kaken stijgt, is de eenvoudige freudiaanse interpretatie op het overgrote deel niet van toepassing.’ Het gaat bijna steeds om een gelijke klank of akoestische vorm. De syntaxis wordt altijd behouden, maar de betekenis verandert of Sacks hoort slechts onbegrijpelijke geluidsklanken.
Mishearings is het kortste hoofdstuk uit De rivier van het bewustzijn, de bundel opstellen die na de dood van Sacks in 2015 verschenen is. Maar je vindt er bijna alle elementen die kenmerkend zijn voor de werkwijze van de populaire arts. Hij weet als geen ander buitengewoon ingewikkelde verschijnselen en processen voor leken toegankelijk te maken. Juist door de minutieuze beschrijving van ziektegevallen – of in het bovenstaande geval: faalhandelingen- krijg je zicht op de (wissel-)werking van lichaam en geest, de rode draad in het werk van Sacks. Hij laat de lezer meekijken bij zijn onderzoek dat voor een groot deel bestaat uit zorgvuldig kijken en luisteren. Door een zekere eigenzinnigheid ontdekt hij dikwijls verbanden die anderen niet zien, vermoedelijk omdat hij nooit in het keurslijf van bureaucratische onderzoeksprogramma’s en universitaire onderzoekscholen heeft gewerkt.
De samenstellers van de bundel hebben een fraaie keuze van stukken bijeengebracht. Sacks kent zijn klassieken, maar bespreekt hun betrekkelijk onbekende kanten: Darwin als botanist, Freud als neuroloog. Juist bij planten en bloemen kun je de betekenis van natuurlijke selectie scherp zien. ‘Bloemen hadden geen Schepper nodig’, schrijft Sacks over Darwins orchideeënonderzoek, ‘ze waren volledig te duiden als voortbrengselen van toeval en selectie, van minieme opeenvolgende veranderingen die zich over een periode van honderden miljoenen jaren hadden voorgedaan.’ Ook Freud was Darwinist en heeft door zijn onderzoek naar het zenuwstelsel van ongewervelde dieren, in casu de rivierkreeft, ontdekt dat met behulp van dezelfde anatomische cellulaire elementen steeds complexere zenuwstelsels konden worden ontwikkeld.
In hoeverre zitten psychoanalyse en neurobiologie op één lijn? Dat is de kernvraag achter vrijwel alle onderzoeksactiviteiten van Sacks. Om die vraag te kunnen beantwoorden is het nodig om het bewustzijn van mensen te kennen, hun geheugen en de manier waarop ze de wereld waarnemen en daarnaar handelen, maar ook om te weten hoe de ‘geest’ werkt van wormen, kwallen en andere vormen van leven. Ook in die breinen, zegt Sacks, ‘(…) huist in zekere mate een denkvermogen, ondanks de diepe biologische kloof die ze scheidt van elkaar, en van ons.’ Vanuit dit gezichtspunt kan Sacks uiteraard geen vrede hebben met een zuiver psychoanalytische interpretatie van faalhandelingen. Ach, zegt hij, Freud had het natuurlijk niet helemaal mis, maar hij was misschien wat al te stellig. Faalhandelingen komen niet geheel en al voort uit het onderbewuste. ‘Nu ik de afgelopen jaren lukraak en zonder vooropgesteld doel foutief gehoorde opmerkingen verzamel moet ik wel tot de conclusie komen dat Freud de kracht van neurale mechanismen onderschatte.’
Maar er is meer. Ook de taal zelf is een factor van betekenis, zij heeft het vermogen om betekenissen uit te wissen en verkeerd gehoorde teksten andere inhouden te verschaffen. Hoe kunnen we die ingewikkelde werkelijkheid ooit begrijpen? ‘We moeten ons voorstellen, als we dat kunnen’, zegt Sacks, ‘dat er in onze hersenen, met hun honderd miljard zenuwcellen, elk met duizend of meer synaptische verbindingen, binnen een fractie van een seconde ongeveer een miljoen neurale groepen of verbindingen tot stand kunnen komen of worden geselecteerd, elk bestaande uit duizend of tienduizend zenuwcellen.’ Misschien krijgen we het niet onmiddellijk duidelijk voor ogen, maar Sacks heeft in ieder geval zijn best gedaan.