De onrust in Oost-Oekraïne die nu al een paar maanden gaande is, is naast een fysieke strijd vooral een propaganda-oorlog, waarvan president Poetin de touwtjes in handen heeft. Daaraan moet je onmiddellijk denken bij het lezen van de memoires van de Russische journaliste en mensenrechtenonderzoekster Oksana Tsjelisjeva, die onlangs in Nederlandse vertaling verschenen is. Ze gaan hoofdzakelijk over haar ervaringen met de twee Tsjetsjeense oorlogen. De eerste duurde van 1994 tot 1996 en de tweede begon in 1999 en duurt nog altijd voort (en wie van ons beseft dat eigenlijk?). Tsjelisjeva schrijft over die tweede oorlog dat Poetin het conflict ‘vertsjetsjeniseert’. Daarmee bedoelt ze dat het Kermlin de aandacht voor het conflict zo manipuleert dat het geen strijd om onafhankelijkheid meer lijkt, maar een gevecht tussen etnische groepen in het land zelf:
De bedoeling is vanaf het allereerste begin van dit proces duidelijk geweest.
Namelijk voorkomen dat het conflict uitdoofde door een burgeroorlog te forceren. Wanneer de Tsjetsjenen slag leveren met elkaar geeft dat de Kremlinpropagandisten een goed argument in handen voor de stelling dat de aanhoudende gevechten in Tsjetsjenië geen separatistische component hebben.
De schrijfster heeft het in haar boek niet over Oekraïne, maar het is niet moeilijk haar opvatting te raden over Poetins strategie voor dat land. Daar heeft de Russische president juist wél baat bij separatistische acties, dus vertaalt hij zijn wens om de Krim, en mogelijk een deel van Oekraïne, in te lijven in een burgeroorlog in het begeerde land.
De twee Tsjetsjeense oorlogen maken meer duidelijk. De eerste werd begonnen door Jeltsin om de opstandige republiek tot de orde te roepen en het gezag van Moskou te herstellen. De tweede begon, volgens Tsjelisjeva, om Poetin aan de macht te brengen. Hij zou in Tsjetsjenië president Kadirov aan de leiding plaatsen, een vazal die bereid was Poetins grootheid te vuur en te zwaard te verdedigen.
De memoires van Oksana Tsjelisjeva heten Ze volgden me op straat, ook in het (Engelse) origineel. Ze graven echter dieper dan die toch wel erg oppervlakkige titel suggereert. Er is geen slachtoffer van Poetin aan het woord, maar een moedige vrouw die zeer gemotiveerd misstanden aan de kaak stelt en blootlegt hoe de machtsuitoefening van Poetin werkt. Ze kan zich kwaad maken op westerse betweters die haar daarmee voor russofoob willen verslijten, want dat is ze niet. Ze houdt van haar land, hoewel ze er sinds 2008 niet meer woont. Tijdens een verblijf in Finland in dat jaar kreeg ze van haar vrienden de ernstige waarschuwing om niet terug te keren. Er was in inval geweest van de geheime dienst FSB (opvolger van de KGB) in haar kantoor van de Stichting ter Bevordering van Tolerantie in Nizjni Novgorod.
Ze volgden me op straat zijn geen gebruikelijke memoires. De lezer komt weinig te weten over het persoonlijke leven van de schrijfster. Bovendien bestrijken ze een betrekkelijk korte periode, van ongeveer 1990 tot nu. Eigenlijk gaan ze vrijwel uitsluitend over de gebeurtenissen in Tsjetsjenië en de werkwijze van de FSB in de conflicten rond dat land.
Tsjelisjeva fulmineert niet alleen tegen Poetin, maar ze overlaadt ook het Westen met verwijten. Ze heeft bijvoorbeeld een ernstige waarschuwing voor de gevolgen van de mondiale passiviteit jegens Tsjetsjenië:
De afscheidingsbeweging van de jaren negentig was seculier en deed een dringend beroep op de Europese instituties om tussenbeide te komen en bij te dragen aan een politieke oplossing van het Russisch-Tsjetsjeense gewapende conflict. Toen die pogingen faalden, kregen de dogma’s van de fundamentalistische islam langzamerhand de overhand in de ondergrondse beweging.
Opnieuw dringen zich aan de lezer parallellen op met de onmachtige houding van het Westen in andere kwesties. Andermaal de Oekraïne natuurlijk, maar ook het Midden-Oosten, waar nu de Islamitische Staat (IS) de macht grijpt nadat Amerika en Europa de afgelopen jaren in een kramp schoten bij het zien van de omwentelingen in dat gebied.
Ze volgden me op straat is daarmee natuurlijk geen vrolijk stemmend boek. Het is schokkend te lezen hoe Poetin tijdens de gijzeling van de School 1 in Beslan door Tsjetsjeense rebellen in 2004 (335 doden) al vanaf het begin meer bezig was met de vraag hoe hij deze situatie kon uitbuiten om zijn macht te vergroten dan met de zorg voor de veiligheid van de gegijzelden. Tsjelisjeva maakt zeer aannemelijk dat de FSB (en daarmee Poetin zelf) verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de bloedige afloop.
Evenzo schetst Tsjelisjeva rond de moord op de journaliste (en vriendin van de schrijfster) Anna Politkovskaja in 2006, die de wereld schokte, overtuigend de rol van de FSB. Én de lakse houding van de rest van de wereld.
Veel van de ingrepen in het werk van mensenrechtenorganisaties door de FSB zijn van de andere kant ook weer van zo’n onvoorstelbare stupiditeit (een woord dat Tsjelisjeva zelf gebruikt) dat ze lachwekkend worden. Zo neemt de geheime dienst op een bepaald moment, zogenaamd in opdracht van Microsoft, alle computers van de vredesorganisatie van Tsjelisjeva in beslag omdat illegale software gebruikt zou zijn. De werkelijke reden was het verhinderen van verdere publicaties en acties. Dat was des te aannemelijker omdat de computers en de software, aantoonbaar met licentienummers, bij hetzelfde bedrijf waren aangeschaft waar ook het Kremlin zelf winkelde.
Tsjelisjeva geeft al bij al een leerzame kijk in de keuken van Poetin. Jammer is alleen dat ze er niet altijd in slaagt dat op een leesbare manier te doen. Af en toe krijg je het gevoel dat ze een grote hoeveelheid losse aantekeningen en gedachten gerubriceerd heeft volgens de onderwerpen die de hoofdstuktitels vormen, maar het bij die ordening heeft gelaten. Daardoor missen de verhalen soms een duidelijke lijn en worden ze af en toe te wijdlopig. Maar misschien moeten we daar niet teveel nadruk op leggen bij een boek van zo’n bezield iemand. Want, zoals ze zelf schrijft: ‘In onze wereld is er steeds minder ruimte voor idealisten. Ze worden vervangen door cynici.’
Laten we haar alle ruimte geven.