In één van zijn beroemdste verzen dicht Martinus Nijhoff over een geur van hoger honing. Deze geur verleidt bijen ertoe tuinen en rozen te verlaten en hun geluk in het ijskoude azuurblauw te beproeven. Daar valt niets te bevruchten, waarna ze onverrichter zake door de vallende sneeuw terugkeren en uitgeput neerdwarrelen. Ze sterven tussen de bevroren korven. Waar Nijhoff met Het lied der dwaze bijen het vluchtgedrag van de moderne mens verwoordt, is onlangs het boek der wijze bijen verschenen. Winterbijen van Norbert Scheuer (door Anne Folkertsma vertaald vanuit het Duitse origineel Winterbienen) vertelt het verhaal van underdog én bijenimker Egidius Arimond. Deze ex-docent Klassieke Talen verdient de kost door Joden de Belgische grens over te smokkelen in grote bijenkasten.
Winterbijen past in de traditie van de naoorlogse literatuur. De hoofdpersoon is een antiheld, het onderscheid tussen goed en fout is troebel en de afloop is ijzingwekkend. Daar voegt de schrijver nieuwe elementen aan toe. Zo hanteert Scheuer een rijkelijk variërende, opzettelijk ontspoorde schrijfstijl. Daarnaast oppert hij een revolutionair mensbeeld in een prachtige ode aan misschien wel het nuttigste insect van ons ecosysteem.
Lucht, lust en lafheid
Het is het jaar 1944 en de Geallieerden teisteren de Eifel voortdurend met bommenwerpers. Aken en Keulen zijn al in de as gelegd. Terwijl Russische krijgsgevangenen het dorp onder de brokstukken vandaan bevrijden, bekommert Egidius zich vooral om zijn epileptische aanvallen. Hij smokkelt weliswaar Joodse vluchtelingen langs de Belgische grens, van edelmoedigheid is echter geen sprake. Hij heeft geld nodig voor zijn medicijnen tegen epilepsie: ‘Het geld komt altijd op de eerste plaats, de moraal pas daarna.’ De instructies voor de vluchtpogingen vindt hij in de dorpsbibliotheek, tussen de folianten van bestofte, nooit geraadpleegde boeken. Hij is maar wat blij dat hij niemand van de verzetsgroep kent, want ‘Als ik verhoord of gemarteld zou worden, zou ik de pijn niet kunnen verdragen en beslist alles verraden’.
Zo eerlijk als hij is over zijn opportunisme, zo open is hij eveneens over zijn liefdesleven, dat hij een spel van lust en begeerte noemt. Daar denken zijn aanbidsters anders over. Vooral met ene Maria onderhoudt hij een jojorelatie. Voor nageslacht zijn de vrouwen bij Egidius helaas aan het verkeerde adres. Als epilepticus is hij gesteriliseerd, omdat de nazi’s geen ‘Volksschädlinge’ kunnen gebruiken bij de verwezenlijking van het Duizendjarig Rijk. De enige reden dat hij überhaupt nog leeft, is zijn broer Alfons. Wegens zijn verdiensten als vliegenier hoeft de gewezen classicus geen euthanasie te ondergaan. Hij stort zich op het schrijven van zijn memoires.
De eclips van de epilepsie
In eerste instantie lijkt de schrijfstijl eenvoudig. Het boek bestaat uit korte, twee pagina’s tellende dagboekaantekeningen. Egidius houdt bijen, neemt zijn medicijnen op tijd in, slaapt nu eens met Maria, dan weer met Anna of Charlotte en drinkt Ersatzkaffee met een worteltaartje. Slechts éénmaal dreigt het verkeerd met hem af te lopen, wanneer de Gestapo hem afvoert naar het door bommen verwoeste Keulen. Vanuit zijn cel merkt de gevangene op: ‘De gehangenen deinen door de explosies op en neer als vogelverschrikkers in de wind.’ Wat te denken van de volgende observatie: ‘Gisteren is de begraafplaats door verschillende bommen getroffen; de doden werden uit hun graven geslingerd en in net opengereten kraters voor de tweede keer begraven.’ Naast macabere vaststellingen als deze omschrijft Scheuer herhaaldelijk hoe de bijenhouder zijn epilepsie ervaart, een ‘wirwar van flitsen’, een ‘elektrische vonkenregen’, ‘schimmige beelden, grimmige dromen’ en op het laatst alleen ‘vergetelheid’.
Toch schuilt het meesterschap van Scheuer niet zozeer in de woordkeuze, als wel in de pagina-indeling en inhoudelijke versnippering van de dagboekaantekeningen. Op zeker moment is Egidius’ medicijn – luminal – op en verliezen zijn notities alle samenhang, eenheid en logica. Bovendien vergeet hij naarmate het boek vordert, de teksten te dateren. Regelmatig doen op één pagina drie of vier onderwerpen aan een soort stoelendans en verdwijnen ze weer naar de achtergrond. Met deze gedachteflarden en extatische uitstapjes maakt de auteur de attaques van Egidius invoelbaar. In Hersenschimmen, waar Maarten Klein wegkwijnt door dementie, maakte Bernlef al eens gebruik van dit virtuoze foefje. In Winterbijen betekent de hersenaandoening van de hoofdpersoon niet het einde. Het gezoem van de bijen brengt Egidius weer terug naar zijn Ik, hoe ver ze ook bij hem vandaan zijn.
De bij zonder mens is een bijzonder mens
Menig bijenhouder gelooft dat de mens zich meer zou moeten modelleren naar de bij. Ze zijn namelijk een symbool van puurheid, onbedorvenheid. Egidius onderschrijft deze overtuiging, want ‘bijen zijn niet agressief. Ze zouden nooit andere volken veroveren en onderwerpen; zolang ze zich niet aangevallen voelen, zijn ze vredelievend.’ Zijn voorliefde voor deze dieren komt niet uit de lucht vallen. De geestelijke Ambrosius, voorvader van Egidius, was via de Alpen naar de Eifel getrokken en had daar als bijenhouder gewerkt. In één tekstfragment dat Egidius over zijn voorouder leest, staat geschreven: ‘Ze gold als het enige levende schepsel dat geheel onveranderd, zonder het stigma van de erfzonde, vanuit het paradijs naar onze wereld was gekomen. (…) De Heilige Geest en de natuur werkten samen in het bijenvolk.’
Niet alleen de insecten brengen gezoem voort in Winterbijen. Het boek bevat dertien schematische tekeningen van Amerikaanse en Engelse gevechtsvliegtuigen – een cynische knipoog naar een entomoloog die wel wat beters te doen heeft dan moordmachines in een tekening te vereeuwigen: de werkbijen van de oorlogsindustrie. Zo rustgevend als het geluid van de bijen is, zo wreed klinkt het gebrul van de stalen monsters. Er is nóg een opvallend detail ten opzichte van de mens: bij de bijen speelt de man een ondergeschikte, om niet te zeggen onderdanige rol. Het enige waartoe de darren (mannetjesbijen) dienen, is de bevruchting van de koninginnenbij. Daarna worden ze in koelen bloede vermoord, omdat hun haantjesgedrag de kolonie alleen maar in gevaar brengt. Voor ego’s is geen plek, iedereen draagt bij aan het algemeen belang en ziet om naar elk lid in de kolonie. En dat is nodig ook: Egidius heeft in de bijenkast 120.000 stuks nodig om één vluchteling aan het oog van de nazi’s te onttrekken! Iedere ongehoorzaamheid is dus fataal.
Venijn in de staart
Is er dan helemaal geen balorigheid te bespeuren onder zijn bijen? Jawel! Wanneer Hitler het dorp binnenrijdt, moet hij zijn nazi-groet onderbreken, omdat meerdere bijen pesterig om hem heen zwermen. De toorn van Egidius’ bijenkolonie treft alleen de despoot die een verzwakt, haatdragend volk een geur van hoger honing beloofde. Met zijn mythe van het Germanendom uit het Teutoburger Wald stortte hij Europa in het verderf en degradeerde hij Duitsland andermaal tot een stel dwaze bijen. Norbert Scheuer schreef het boek Winterbijen, opdat zij de mens tot voorbeeld strekken.